donderdag 24 december 2009

Voorbereidingen voor Zijn komst

.















Jezus’ komst aangekondigd
Opnieuw naderen we (weer) de tijd van het jaar waarin de gehele “christelijke” wereld de geboorte van de Here Jezus, de Zoon van God, herdenkt.
Toen de Zoon van God – nu alweer bijna 2000 jaar geleden – naar deze wereld kwam, verordineerde God, dat er iemand zou zijn, die Zijn komst zou aankondigen en die de weg zou bereiden voor Zijn glorieuze bediening (op aarde). En die “wegbereider” was Johannes de Doper.
God heeft ook bepaald, dat Zijn Zoon andermaal (d.i. voor de 2de keer) naar deze aarde zal komen en opnieuw heeft Hij Zich een “stem” verkozen om een volk gereed te maken voor deze 2de komst (d.i. de wederkomst) van Zijn Zoon. De donkere schaduwen van oorlog, hongersnood, pestilentiën en onrust ontwaren wij overal. Tegen deze achtergrond is er voor ons des te meer reden om ons te verheugen over de (weder)komst van Hem, Die het Licht der wereld, de Vredevorst en de Verlosser voor de mensheid is.
Johannes de Doper was de voorloper (of wegbereider) van de Here Jezus toen Hij kwam als “het Kind van Bethlehem”. Nu wordt de Heilige Geest echter uitgestort over een (gelovig) volk, vergaard uit alle windstreken, dat geroepen is om de voorlopers (of wegbereiders) te zijn voor Jezus’ wondervolle WEDERKOMST.[1]
 

De “schoot” van de opwekking
Johannes de Doper werd geboren uit godvruchtige ouders, die de wegen des Heren liefhadden (zie Lukas 1:5-6)[2]. Zacharias en Elizabet “waren beiden rechtvaardig voor God en wandelden onberispelijk volgens alle geboden en rechten van de Heren”. Ook vandaag-de-dag zoekt God harten die – in heiligheid en waarheid – voor Hem willen leven, opdat Hij de opwekking van de laatste dagen (de zgn. Spade-Regen-opwekking)[3] kan zenden. Vele jaren lang hadden Zacharias en Elizabet verlangd naar een zoon. Hoe waarlijk verlangen (ook) vandaag-de-dag vele harten naar een machtig bezoek van Gods Geest[4] in kracht en heerlijkheid! En God hoorde de hartekreet van dit mensenpaar. Toen alle natuurlijke hoop was vergaan, gaf Hij hen de vreugde van hun leven – een zoon, de heraut[5] van God, DE Koning. Zo hoort God heden ook het schreien van ùw hart en alhoewel alle aardse hoop misschien vervlogen is (of lijkt), Hij blijft getrouw! Hij ZAL Zijn Geest uitstorten over harten die waarlijk “hongeren en dorsten” naar Hem, want… Hij heeft een opwekking beloofd voor het laatste der dagen!

Weinig ware godsvrucht
In de dagen voor de 1ste komst van Christus was er een groot tekort aan waarachtige aanbidding en aan waarachtig dienen van de Heer. In de tempel, op de berg Sion, werd een ceremoniële godsdienst beoefend. De Farizeeërs waren eigengerechtige en geveinsde “gelovigen”. De Sadduceeërs waren de rationalisten[6] van die tijd. Zij loochenden het bovennatuurlijke en trachtten het dienen van God geheel in het menselijke vlak te trekken. Maar Zacharias en Elizabet bleven trouw aan de Heer en aan Zijn geopenbaarde Woord. Vandaag-de-dag zien wij dezelfde dingen. In de godsdienstige wereld zien we de moderne Farizeeër in zijn mantel van trots en we zien de modernist, die alles wat bovennatuurlijk is in het Woord van God probeert weg te nemen. Maar te midden van dit alles heeft God een (gelovig) volk dat Hem trouw blijft. Zij geloven Zijn Woord en weten, dat Hij Zijn beloften zal vervullen.

Bij het gebedsaltaar
Zacharias stond bij het reukofferaltaar[7] toen hem de komst van zijn zoon, Johannes de Doper, werd aangezegd door de engelachtige boodschapper. God zag Zijn getrouwe dienstknecht bij het gebedsaltaar. Het vuur was op het altaar en de wolk van reukwerk steeg op tot God. In deze wolk verscheen plotseling een bovennatuurlijke openbaring, want… Zacharias zag een engel des Heren. Vandaag-de-dag gebeurt (nog steeds) hetzelfde. God hecht er namelijk grote waarde aan, wanneer wij de tijd nemen om te bidden[8] en Hem te zoeken. Het “reukofferaltaar” of “gebedsaltaar” (waar men God aanbidt “in geest en waarheid” – zie Joh. 4:23) is de plaats van Goddelijke openbaring. Het “vuur van God” moet op het altaar van onze harten zijn (of komen). In de wolk van het reukwerk – door het bidden in de Geest – zal God ons geheimenissen openbaren waarvan deze wereld in het geheel geen weet heeft. Hij zal tot ons spreken over de voorbereidingen voor de (weder)komst van de Koning! In onze dagen zal God Zich op wondervolle wijze openbaren, om de mensen – in geestelijke zin – wakker te maken[9] en te waarschuwen dat de (weder)komst des Heren[10] nabij is.

De getuigen van de Heer
De Here openbaarde (door een engel – zie Luk. 1:11) aan Zacharias, dat het leven en de bediening van Johannes de Doper zou zijn: “VERVULD met de Heilige Geest” (zie Luk. 1:15). Johannes de Doper werd vervuld met de Heilige Geest om het grote werk te doen, dat God hem te doen gaf. Desgelijks (dus: op dezelfde wijze) heeft God beloofd om in de eindtijd (de zgn. laatste dagen waarin wij nu leven) Zijn Heilige Geest uit te storten[11] op hongerige harten, overal ter wereld, opdat zij Zijn getuigen (kunnen) zijn, om de mensen – op alle plaatsen – te waarschuwen dat de komst des Heren genaakt. Zelfs als klein kind, nog in de moederschoot, verheugde Johannes de Doper zich over de (1ste) komst van de Here (zie Luk. 1:44)[12]. Net zo moeten ook wij Zijn verschijning liefhebben. Hij moet de vreugde van onze harten zijn.
De lange nacht (van wachten op Zijn wederkomst) is bijna voorbij. Spoedig zal “de Zon der gerechtigheid opkomen (beeld van Zijn wederkomst) met genezing onder Zijn vleugelen” (zie Mal. 4:2) en ons de blijde dag van het duizendjarig Vrederijk[13] brengen.
Het is niet verwonderlijk dat het laatste gebed in de Heilige Schrift luidt: “Ja, KOM Here Jezus!” (zie Openb. 22:17). Johannes de Doper werd geboren in het heuvelland van Judea, onder het nederige volk van die dagen. Net zo zien wij, dat vandaag-de-dag aan de “armen van geest” het Evangelie verkondigd wordt. “Niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen, niet veel aanzienlijken” worden door God geroepen (zie 1 Kor. 1:26-27). God wil wonen bij diegenen die “nederig van hart” en “verslagen van geest” zijn!

Waterdoop en Geestesdoop
Toen Johannes de Doper verscheen in de woestijn, predikte hij een boodschap van bekering. Hij zei: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen! (Matth. 3:2, 4:17). Het waren geen ONzekere klanken en zijn boodschap weergalmde door het gehele land. Menigten werden (geestelijk) wakker geschud en wilden het woord dat hij – als Gods boodschapper – predikte horen. Zij verstonden de (geestelijke) boodschap die hij sprak en begrepen daardoor dat er een grote verandering op komst was.
Vandaag-de-dag wordt diezelfde boodschap gepredikt door een (gelovig) volk dat gedoopt is in de Heilige Geest. Opnieuw luidt het: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen!” Ditmaal wordt aan mannen en vrouwen voorgehouden dat de wederkomst van de Zoon des mensen ophanden is (d.i. weldra staat te gebeuren). Opnieuw zijn menigten (geestelijk) wakker geschud en velen beseffen dat een grote verandering aanstaande is. Spoedig zal de Here Jezus verschijnen en zal het Koninkrijk van God ten volle werkelijkheid worden op deze aarde. Johannes doopte degenen die, met berouw over hun zonden, tot geloof kwamen en die de – van God gegeven – boodschap geloofden. Desgelijks (dus: op dezelfde wijze) zullen menigten in dit late uur (op “de tijdklok” van de eindtijd) de Here Jezus volgen in de wateren van de doop (waarmee zowel de waterdoop alsook de Geestesdoop[14] wordt bedoeld) om – geestelijk gezien – op te staan èn “in nieuwheid des levens” te wandelen en “in nieuwheid des geestes” te dienen (zie Rom. 6:4 en 7:6). De waterdoop brengt ons (als het goed is) tot een dieper verstaan van de dood en de opstanding van onze Here Jezus. Johannes predikte ook dat de Here Jezus de gelovigen zou dopen met de Heilige Geest en met vuur” (zie Matth. 3:11 en Luk. 3:16). Alle vier de Evangeliën vermelden dat dit vervat was in de – van God gegeven – boodschappen die Johannes bracht. Getrouw stelde hij de Here Jezus voor als DE Doper met de Heilige Geest[15]. Ook dit is de boodschap die in de laatste dagen gepredikt MOET worden! Velen in onze dagen zijn er reeds mee bekend geworden (d.i. hebben zelf die ervaring), dat Christus Jezus DOOPT in de Heilige Geest, net zoals Hij deed in het verre verleden, want… “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid” (Hebr. 13:8). Deze tijdsbedeling (van de Heilige Geest, een periode van ongeveer 2000 jaar, de zgn. “bedeling van de GENADE” – red.) ving aan met de stem van Johannes de Doper, die verklaarde dat Hij Die kwam hen zou onderdompelen, niet in water zoals hij dat had gedaan, maar in de Heilige Geest, ja in het wezen en de tegenwoordigheid van God Zelf. Deze tijdsbedeling zal eindigen met de stem van de Gemeente (beter gezegd: de Bruid of Bruidsgemeente) van de laatste dagen, uitroepende dat Degene Die spoedig in heerlijkheid zal verschijnen, ons zal dopen met de Heilige Geest. Hij doopt met de Heilige Geest èn met Vuur om ons – geestelijk – toe te bereiden voor Zijn (weder)komst.

Deel aan het Koninkrijk van God
Zij die acht gaven op de boodschap van Johannes de Doper ontvingen een eeuwige beloning. Zij ontvingen het burgerschap van een Koninkrijk dat niet voorbij zou gaan. De heerlijkheid en de kracht van het toen zo machtige Romeinse rijk is al lang geleden voorbij gegaan, maar de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen blijft tot in alle eeuwigheid. Allen die heden Gods boodschap van de laatste dagen aannemen en die zich – in geestelijke zin – GEREEDMAKEN voor de wederkomst van de Here Jezus, zullen een beloning ontvangen die eeuwig van duur zal zijn. Luister naar die boodschap van “de stem van de roepende in de woestijn”! “Maak (in geestelijke zin) de weg van de Here gereed (SV: Bereidt de weg des Heren), maak Zijn paden recht” (Matth. 3:3b, Mark. 1:3b en Luk. 3:4b).
De (weder)KOMST des Heren is NABIJ.

Rev. W.W. Patterson[16]
  

  • Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen.
  • Zie voor meer Bijbelstudies onze website www.eindtijdbode.nl/ 
  • Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.


[1] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl/ – de studie: “De Wederkomst van Christus nader bekeken” van A. Klein.
[2] Zie eventueel op onze website de studie: “Lukas – Het Boek van de NIEUWE MENS in Christus” van E. van den Worm. In deze Bijbelstudie wordt de diep-geestelijke betekenis van het gehele boek Lukas “vers voor vers” nader uitgelegd.
[3] Spade-Regen-opwekking = De opwekking die het gevolg is van de uitstorting van de Heilige Geest (de zgn. Spade of Late Regen) in de eindtijd – zie Joël 2:23b en 28-29.
[4] Zie eventueel op onze website de studies: “De werkingen van de Geest in de eindtijd” van E. van den Worm en/of “De natuurlijke mens en de Heilige Geest” van CJH Theys.
[5] Heraut = Letterlijk: Iemand die vroeger een vorst aankondigde en in zijn naam bekendmakingen deed. Johannes de Doper kondigde echter Jezus, DE Vorst (des Levens), aan en deed in Zijn Naam bekendmakingen.
[6] Rationalist = Een aanhanger van het rationalisme, en dit is: Een denkwijze waarbij alleen datgene aanvaard wordt, wat met het verstand te begrijpen is.
[7] Voor meer over de geestelijke betekenis van “het Reukofferaltaar”, zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – de studies: “Christus in de Tabernakel” van CJH Theys en/of “De Tabernakel van Israël” en/of “Lukas; het boek van de NIEUWE MENS in Christus” van E. van den Worm.
[8] Zie eventueel op onze website de studie: “Leer Bidden” van CJH Theys.
[9] Zie eventueel op onze website de studie: “God gaat in de eindtijd de Gemeente/Kerk en de wereld schudden” van E. van den Worm.
[10] Zie noot 1.
[11] Zie eventueel op onze website de studie: “De werkingen van de Geest in de eindtijd” van E. van den Worm.
[12] Zie noot 2.
[13] Zie eventueel de studie: “Wat de Schrift leert over het 1000-jarig Rijk van de Here Jezus Christus” van E. van den Worm. (Staat helaas nog niet op onze website vermeld)
[14] “Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: stromen van LEVEND WATER zullen uit zijn (of haar) buik (d.i. binnenste) vloeien. (En dit zei Hij over de Geest, Die zij die in Hem geloven, ontvangen zouden…” (Joh. 7:38-39a).
[15] Zie noot 4.
[16] Uit het blad “Tempelbode” van december 1986 (overgenomen – en vertaald – uit het Engelstalige blad: “Pentecostal Power”). Het artikel is enigszins bewerkt door AK.

Voorbereidingen voor de (weder)komst van Jezus Christus - ware Godsvrucht

donderdag 10 december 2009

Podium en Gemeente – deel 6

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.




Hoofdstuk 6
De algemene zendingsopdracht
“Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen.” (Mark. 16:15, HSV)

“Ga heen”!
Dit eerste gedeelte van de opdracht van de Here, openbaart, dat Gods zending VOL VAN AKTIVITEIT is. Een waarachtig dienstknecht van God kan zich geen “luilekker-leven” veroorloven en dan nog denken dat hij zijn roeping getrouw is gebleven.
Als u ergens een (Bijbelse) boodschap moet brengen, is er een tijd van voorbereiding nodig. Een tijd van gebedsgemeenschap met God, gebedsworstelingen en aanbidding van de Here, opdat Hij u die boodschap zal geven, die geschikt is voor dat uur en geschikt voor hen, die dan onder uw gehoor zullen zijn.
Er zijn predikers die niet geloven in de noodzaak van “een voorbereiding in en met Christus” voor een te brengen prediking. Zij steunen dan op hun geroepen-zijn en (in dit geval abusievelijk) op de Bijbelse uitspraak: “Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen” (Ps. 81:11b, HSV). Als het dan zo ver is en zij de boodschap moeten brengen, doen zij hun “mond wijd open”, maar er is geen boodschap van God in hun hart… Hun getuigen en spreken is dan van de hak op de tak, er is geen geestelijke lijn in te bekennen!
Neen, vrienden, dit is niet wat God wil! Dit “doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen” slaat op de voorbereidende gebedsworstelingen, waardoor Gods Geest uit hetgeen-van-Christus-is zal nemen en het u zal verkondigen. God kan u een (Bijbel)tekst geven, maar dat is nog geen boodschap! U moet die (Bijbel)tekst dan uitwerken tot een boodschap onder de zalving van Gods Geest. Hij zal u dan de leidraad tonen, die Hij u wil laten volgen. Die (Bijbel)tekst is de kern van de boodschap, zoals het geraamte dat is van het menselijk lichaam. Het vlees echter, dat het lichaam gestalte (d.i. postuur en aanzien) geeft, zijn dan (in dit beeld) de belichtingen en neventeksten die de Heilige Geest u geeft, en dus de geestelijke lijn, die u hebt te volgen. De gestalte (d.i. het beeld) die de boodschap geeft, die u hebt te brengen, is die van de Here Jezus Christus. God zal u, zo doende, bekwaam maken om – als Zijn instrument – datgene te spreken, wat Hij wil dat u spreken zal! Prijst Zijn wonderbare Naam!
God heeft voor elke (Gemeentelijke of Kerkelijke) gemeenschap, waar u voor hebt te spreken, en voor iedere gelegenheid, Zijn geëigende (d.i. voor hen – op dat moment – geschikte) boodschap! Ik heb “evangelisten” gekend, ook “Pinkster-evangelisten”, die op hun tournee (dus: overal waar ze kwamen om te prediken) DEZELFDE boodschap brachten. Die boodschap was op zich Bijbels, maar was profetisch gezien ONgeschikt voor dàt uur en die gelegenheid. Zo’n boodschap, op die wijze gebracht, is dus in eigen kracht gebracht en zal daarom de zalving van de Heilige Geest missen!
Het is dus noodzakelijk om – in en door de Heilige Geest – intens gebedscontact met onze Goddelijke Zender te hebben, opdat wij Zijn lichte wenken en leiding kunnen verstaan en wij hierop kunnen inhaken. Hoe meer u zó met Hem mede-arbeidt, hoe méér u (de geestelijke dingen) verstaat, hoe dieper uw kennis en hoe verder uw geestelijk vergezicht reikt.
Wat kan ons hart brandend zijn als Hij ons Zijn Woord opent. Wij ervaren dan dezelfde belevenis als de beide Emmaüsgangers, toen Hij hun de Schriften opende (zie Luk. 24:45). Wij zijn (of worden) er, in één woord, door verkwikt! Menigmaal is moeheid van mij afgegleden, alleen al omdat God mij in Zijn Woord één ding liet zien! De ziel die zo’n geestelijke ervaring heeft, juicht, staat op in heerlijkheid en begint Hem te aanbidden, te loven en te prijzen! Het hart brandt dan door de gemeenschap met Jezus, het LEVENDE Woord! Gods Woord is waarlijk Geest en Leven! Zijn Woord is dan, als het ware, op dat ogenblik opnieuw “vlees geworden”!
U mag doctor zijn in de theologie, een leraar van de Schriften, en toch uw betoog buiten Christus houden. Er was een leraar onder de Joden, die (in de nacht) tot Jezus kwam en tot wie Jezus moest zeggen: “Bent u de leraar van Israël en weet u deze dingen niet? Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wij spreken wat Wij weten en getuigen wat Wij gezien hebben; en toch neemt u Ons getuigenis niet aan. Als Ik u de aardse dingen gezegd heb en u niet gelooft, hoe zult u geloven als Ik u de hemelse zeg?” (Joh. 3:10b-12, HSV)
Kennis van Gods Woord hebben is wonderbaar; maar kennis van Gods Woord, zonder dat de Heilige Geest in uw hart woont en troont, dus kennis zonder Zijn zalving, doet u geen vorderingen maken in het Koninkrijk van God! Want Hij (d.i. de Heilige Geest) is ons gegeven tot Kracht en tot Wijsheid van God (zie 1 Kor. 1:30). Wij hebben Hem (d.i. de Heilige Geest, de 3de Openbaringsvorm van God) in alle dingen nodig! Daarom kan het in “waarachtig Pinksteren” (d.i. bij een echte, Bijbelse vervulling met Gods Heilige Geest) zó zijn dat een oude moeder, een oude lieve ziel, die vervuld is met de Heilige Geest, méér van het Koninkrijk van God weet, dan een theoloog, die in Leiden is afgestudeerd! Verlaat u zich daarom op de Heilige Geest. Laat uw leven door Hem vol van (geestelijke) activiteit zijn, maar wacht eerst op Zijn tijd, zoals de Geest het – door Paulus heen – zei: “buit de geschikte tijd uit!” (zie Kol. 4:5b). Laten wij niet arbeiden ZONDER Hem, gedreven door een blinde fanatieke ijver, die niet uit God, maar uit de mens is! Laten wij daarom altijd op een verstandige wijze ACHTER Jezus aan gaan! Glorie voor God!

Heen gaan “in heel de wereld”
Als Hij u geroepen heeft, moet u zich nooit gebonden voelen aan die bepaalde plaats, waar Hij u (in eerste instantie) brengt. Hij heeft ons heel de wereld gegeven tot arbeidsveld. U moet zich niet binden aan plaatsen of mensen, u moet zich binden aan de Heilige Geest! Laat Hèm u leiden in alle arbeid! Ik kende een evangelist die zich had “gebonden” aan een bepaalde plaats. Als er weinig mensen kwamen kreeg hij er (om het zo te zeggen) bijna een hartaanval van; hij was dan helemaal uit het veld geslagen. Zag hij echter veel mensen komen, dan was hij o zó blij! Hij was duidelijk gebonden aan mensen en aan die plaats! Hij wilde mensen tellen, net zoals David het volk van Israël wilde tellen. Daarom geliefden, blijf de Here dienen, waar Hij u stelt of plaatst; dient HEM, wees een “gevangene” van JEZUS en géén gevangene van een bepaalde bediening of een bepaalde plaats, of van mensen!
De evangelist Filippus was midden in een Heilige-Geest-opwekking in Samaria, maar hij moest zich – van Gods Geest – begeven op de weg van Jeruzalem naar Gaza, een weg die eenzaam en moeilijk begaanbaar was omdat het gebied woest was. Hij had echter niet gemurmureerd en gerebelleerd, maar hij ging! De Opwekker is altijd de Geest van God Zelf; Hij had Filippus als instrument daartoe gebruikt. Op dat moment had God hem ergens anders nodig en Filippus gehoorzaamde, al wist hij nog niet waarvoor hij er heen moest gaan. En wat blijkt: Het was voor de redding van één ziel, namelijk: de kamerheer van Candacé, de koningin van de Ethiopiërs (zie Hand. 8:26-39). Daarna bracht de Geest van God Filippus niet terug naar Samaria – want daar had Hij al anderen die Hij als instrument kon gebruiken – maar naar Asdod, aan de Judese kust. Daar verkondigde Filippus het Evangelie in alle steden terwijl hij het land doorging, tot hij in Caesarea kwam (zie Hand. 8:40). Filippus was niet gebonden aan een plaats of groep, hij was een waarachtig dienstknecht van de Here Jezus Christus.
U mag geen “Pinkster-mohammedanen” worden! Mohammedanen voelen zich gebonden aan een bepaalde moskee en/of aan een bepaalde plaats, en aan Mekka. Laten wij God leren dienen en aanbidden, daar waar Hij dit van ons vraagt, in geest en in waarheid. God zendt ons in heel de wereld! Wees open voor zo’n zending! Aan de andere kant moet u geen “globetrotter of wereldreiziger-in eigen-kracht” gaan worden!
Toen God John Wesley wonderbaar vervuld had met Zijn Geest en hij – onder de zalving van Gods Geest –predikte over de doop met de Heilige Geest, werd hij door de Methodistenkerk, waartoe hij tot dan behoorde, als predikant bedankt; hij werd daar ontslagen. Toen ging hij uit die gemeenschap en steunde geheel en al op de Here. Gods Geest leidde hem naar het kerkhof, naar het familiegraf van de Wesley’s. Zoals gewoonlijk werd het kerkhof ’s zondags druk bezocht door familieleden van de overledenen. Gods Geest maakte John Wesley toen duidelijk dat dit familiegraf van de Wesley’s het eigendom van zijn familie was en hij daarop dus de Blijde Boodschap kon brengen voor de daar aanwezige grafbezoekers. De Geest van God werd vaardig in hem en hij begon te prediken. Hij zei daar: “De wereld is mijn Gemeente en dit graf mijn podium”. De Geest van God gaf hem een wereldzending! Hij werkte toen niet langer binnen de nauwe begrenzingen van de Methodistenkerk, maar kreeg een open oog en kracht voor Gods WERELDROEPING!
Geliefden, wees bereid om te gaan, daar waar God u heen wil zenden.

“Predik het Evangelie aan ALLE schepselen”
U heeft, als geroepen dienstknecht van de Here, een positieve opdracht: “Predik het Evangelie, predik de Blijde Boodschap!” Als u een “Blijde Boodschap” moet brengen, moet u eerst zorgen, dat die “Blijde Boodschap” uw eigen hart met blijdschap heeft gevuld!
Predik NOOIT een “organisatie”, predik NOOIT een “systeem”, predik NOOIT een “groep”; maar predik Gods Blijde Boodschap! Predik NOOIT uw eigen persoonlijkheid, maar predik Jezus Christus en Dien gekruisigd!
[1] Halleluja! Geliefden, het breekt u zuur op als u een organisatie, een sekte, een groepering of wie en wat maar ook predikt. Uw opdracht luidt: “Predik het EVANGELIE!
“Predik het Evangelie AAN ALLE SCHEPSELEN.” (Mark. 16:15b, HSV)
Dit wil zeggen dat u in uw bediening geen AANNEMING DES PERSOONS mag kennen. Kies (zelf) geen ras uit, maar breng het Evangelie aan elk mensenkind van die plaats of dat land, waar de Here u heen heeft gezonden! Al luidt de opdracht van de Here dat u het Evangelie “in heel de wereld” moet prediken en “aan alle schepselen” (zie Mark. 16:15), toch moet u zich nauwgezet houden aan DE LEIDING VAN DE HEILIGE GEEST! Zo heeft Paulus eens het Evangelie in Azië willen prediken, maar Gods Geest verhinderde hem dat en richtte zijn schreden naar Europa!
“En nadat zij door Frygië en het land van Galatië gereisd waren, werden zij door de Heilige Geest verhinderd het Woord in Asia te spreken. En bij Mysië gekomen, probeerden zij naar Bithynië te reizen, maar de Geest liet het hun niet toe. En nadat zij Mysië voorbijgereisd waren, daalden zij af naar Troas. En Paulus kreeg in die nacht een visioen te zien: er stond een Macedonische man, die hem dringend vroeg: Kom over naar Macedonië en help ons!” (Hand. 16:6-9, HSV)

KLIK HIER om deze studie (deel 6) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen!
[2]

CJH Theys
[3]


[1] Waarmee bedoeld wordt: “Bij Jezus Christus horen en bij degenen die, met Hem, gekruisigd zijn! Dus: ook wij moeten – in geestelijke zin – met Hem gekruisigd (willen) worden: namelijk afsterven aan (d.i. verlost worden van) onze oude, zondige natuur! Voor meer hierover, zie de “Kennismakingsbrief”, op ons weblog, bij december 2008!
[2] Voor deel 1 t/m 5 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10 en 10-11-2009.
[3] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23 augustus 2009.
· De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands. De originele versie (digitaal uitgetypt) is eventueel op aanvraag – via
info@eindtijdbode.nl – te verkrijgen.


dinsdag 24 november 2009

De toekomstige economische ineenstorting

.













De brief van Jakobus
Men zou bijna geneigd zijn om aan te nemen dat Jakobus, de broeder des Heren, er rekening mee heeft gehouden dat zijn brief aan de twaalf stammen die in de verstrooiing zijn (zie Jak. 1:1) het merendeel van de geadresseerden pas vele eeuwen later zou bereiken. Aannemelijker is echter, dat de Heilige Geest
[1], Die toch de eigenlijke auteur van heel de Schrift is, Jakobus ertoe heeft geleid in zijn brief in te gaan op misstanden die zich in Israël (d.w.z. in alle 12 stammen)[2] zouden voordoen, wanneer zij – na vele eeuwen – in haar nieuwe woonplaats (Noordwest Europa en Noord Amerika) tot grote welvaart zou zijn gekomen. Eén van de passages waarin dit duidelijk tot uiting komt, is het eerste gedeelte van hoofdstuk 5 (de verzen 1 t/m 6). De omstandigheden waarnaar hier wordt verwezen, zijn niet die waarin de Joden (de 2 stammen van het ‘huis van Juda’ – zie noot 2) verkeerden aan het eind van de 1ste eeuw. Jakobus richtte zijn brief dan ook niet aan de Joden (d.i. aan het ‘huis van Juda’), maar aan GEHEEL Israël, alle twaalf stammen![3] Het beeld dat ons vers 4 (van Jakobus 5) schetst, van de woonplaats (van deze 12 stammen) van Israël, is dat van een gebied met uitgestrekte landerijen. In de Romeinse tijd was er voor de Jood (d.i. voor het ‘huis van Juda’) alleen maar de handel als mogelijkheid om rijk te worden, maar hier is sprake van grootgrondbezitters en industriëlen met vele arbeiders in hun dienst.
Wij treffen in dit Bijbelgedeelte trouwens een tijdsbepaling aan, een aanwijzing betreffende de tijd waarin het één en ander zich zal afspelen: “in de laatste dagen” (zie Jak. 5:3). Het gaat hier over de Westerse wereld van ONZE dagen. De christelijke volkeren van Noordwest Europa en Noord Amerika (alsmede de aan hen verwante volkeren elders in de wereld) zijn de nazaten van het in de Assyrische ballingschap “verdwenen” en sindsdien verloren gewaande Israël (namelijk: de 10 stammen van het ‘huis van Israël’ – zie noot 2).

De kloof tussen rijk en arm
Jakobus schrijft over dezelfde tijd als waarover Jezus spreekt in Lukas 17 vers 26-30: De dagen vóór de wederkomst van de Zoon des mensen zullen zijn als “de dagen van Noach” vóór de zondvloed (zie ook Gen. 7) en als “de dagen van Lot” vóórdat God Sodom en Gomorra ondersteboven keerde (zie ook Gen. 19:28-29). De nauwgezette Bijbelonderzoeker zal zich weleens hebben afgevraagd of er geen tegenspraak is tussen DIT woord van Jezus (uit Lukas 17 vers 27-28: “Zij aten, zij dronken… zij kochten, zij verkochten”) en de uitspraak die van Hem opgetekend staat in (onder andere) Lukas 21 vers 11: “en er zullen… hongersnoden zijn…”.
Zal de tijd voorafgaande aan Jezus’ wederkomst nu gekenmerkt worden door hongersnoden of door een overmaat aan voedings- en genotmiddelen? Het antwoord op deze vraag is gelegen in het feit dat in de Bijbel al wordt aangegeven, dat de wereld van de eindtijd door een grote kloof in tweeën verdeeld zal zijn; zij zal bestaan uit rijke landen en arme landen. De rijke landen zijn de landen waar de Israëlvolkeren (dus alle 12 stammen) leven – het zgn. “rijke Westen”. Merk op hoe welvarend en hoe machtig de zegen des Heren dit Israël (d.w.z. alle 12 stammen) heeft gemaakt! Maar deze zegen verandert in de laatste dagen in een vloek, vanwege de massale verlating van Gods Woord en Wet! In een roes van “eten en drinken en vrolijk zijn” gaat het Westen en het “Westerse Israël” één van de donkerste perioden uit haar geschiedenis tegemoet (namelijk: de tijd van “de benauwdheid van Jakob”, d.i. Israël – vanwege “de oorlog van Gog en Magog”
[4], DE oorzaak van deze benauwde en benauwende tijd)[5]. Tegelijkertijd komen duizenden in de arme landen van de zgn. “derde wereld” (waarmee de “niet-Israëlvolkeren” worden bedoeld) om van de honger. Echter is het juist in die bittere armoede en bij het ontbreken van het meest nodige voor het (dagelijks) levensonderhoud, dat in dit (arme) gedeelte van de wereld steeds meer mensen ontvankelijk worden voor het rijke Evangelie van Jezus Christus en tot het besef komen dat de mens niet alleen bij brood (voor het lichaam) kan leven! Zo leert ons de Bijbel dus al dat, in de dagen voorafgaande aan de wederkomst van Jezus, het ene deel van de wereld (“Israël”) in grote weelde en overdaad zal leven (zie Jak. 5:5) en het andere deel (“niet-Israël”) in armoede en honger. Daarmee hebben wij meteen ook het bewijs dat de Bijbelse profetie – tot in onze dagen – onderscheid maakt tussen de zgn. Israëlvolkeren en de niet-Israëlvolkeren!

Economische crisis
Wij zouden nu kunnen denken dat de arme, niet-Israëlvolkeren in onze tijd van God méér genade ontvangen dan de Israëlvolkeren van het rijke Westen. En natuurlijk is het al eerder voorgekomen dat, wanneer Israël niet wilde luisteren, God Zich tot de heidenen keerde. Ja, er is zelfs reden voor om te veronderstellen dat de ongehoorzaamheid van Israël deels “nodig” is om het heil tot ALLE volkeren van deze aarde te brengen. In Romeinen 11 vers 15 vinden wij voor deze gedachte beslist steun. Maar in deze tekst wordt ons ook voorgehouden dat God Israël nooit voorgoed verwerpt en dat er zelfs een tijd komt van definitieve wederaanneming van Israël door God. Tekenen die al in een heel pril stadium op deze wederaanneming wijzen, vinden wij in datzelfde 5de hoofdstuk van de Jakobusbrief. Met een variant op Genesis 30 vers 22 zouden wij vandaag-de-dag kunnen zeggen: God gedenkt ook de Israëlvolkeren.
Wij kunnen in hongersnood en armoede ongetwijfeld (mede) Gods genaderijke bemoeienis (in geestelijke zin) met de niet-Israëlvolkeren zien (wat niet wil zeggen dat het rijke Westen niets zou behoeven te doen aan het lenigen van de stoffelijke noden van deze arme landen – DAT zou in strijd zijn met de strekking van een stuk dat wij eveneens in de Jakobusbrief aantreffen, namelijk met Jakobus 2 vers 15-16), daar zijn daarnaast beslist tekenen die erop duiden dat God ook de Israëlvolkeren gedachtig is. Om die tekenen te kunnen onderscheiden, moeten wij voor ogen houden dat de “benauwdheid” waarin Jakob (dus: de 12 stammen van Israël) terecht zal komen, uiteindelijk een zegen voor hem zal betekenen! Wanneer wij Jakobus 5 vers 1-6 aandachtig lezen, zullen wij tot de ontdekking komen dat hier eigenlijk gesproken wordt over een tijd van economische crisis voor de Westerse wereld in het laatste der dagen. Vanaf ongeveer 1929 heeft het Westen vele economische crisis doorgemaakt en in de laatste jaren volgen zij elkaar in een versneld tempo op. Van een zeker economisch verval en een neergang in de bedrijvigheid (en als gevolg daarvan werkeloosheid) kan al gesproken worden. Arbeidsconflicten – waarnaar Jakobus 5 vers 4 schijnt te verwijzen – komen veelvuldig voor en wat men van “inflatie” merkt, dat weet bijna iedereen hier (vergelijk Jak. 5:3). Het nu veelvuldig aangehaalde Schriftgedeelte leert ons echter dat het nog erger wordt en dat ons in het Westen, in de laatste dagen, een TOTALE economische ineenstorting staat te wachten!
Is dit voortschrijdend economisch verval nu op te vatten als een teken van Gods genadevolle bemoeienis? Ja! Staat er niet geschreven dat God “tuchtigt wie Hij liefheeft”, en dat “Hij geselt ieder kind dat Hij aanneemt”? (zie Hebr. 12:6)

HS
[6]

KLIK HIER als u dit artikel – dat te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

  • Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen.
  • Zie voor meer Bijbelstudies onze website www.eindtijdbode.nl/
  • Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.

[1] Er zijn 3 Openbaringsvormen van God, te weten: De 1ste Openbaringsvorm van God: de Vader. De 2de Openbaringsvorm van God: Jezus, de Zoon. De 3de Openbaringsvorm van God: de Heilige Geest. Net zoals wij mensen ook bestaan uit: lichaam, ziel en geest. (PS: Deze noot is uitgebreider behandeld in de PDF-versie).
· Zie eventueel op onze website ook nog de studie: “
De natuurlijke mens en de Heilige Geest”.
[2] Er is een verschil tussen Israël en het Jodendom. Wij willen dit in het kort proberen uit te leggen. In eerste instantie bestaat het volk van Israël uit de 12 stammen, vernoemd naar de 12 zonen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg). Maar later komt er een splitsing. Er wordt in de Bijbel dan onderscheid gemaakt tussen het “huis van Israël” en het “huis van Juda” (de zgn. Joden). Het “huis van Israël” (ook wel Efraïm-Israël genoemd) is het 10-stammenrijk dat in de loop van de geschiedenis, door de Assyrische ballingschap, weggevoerd werd uit het beloofde land Kanaän/Palestina. Zij zijn daarna de zgn. heidenwereld ingetrokken, waar zij, tot op heden, in het “verborgen” wonen. Het zijn vooral de zgn. “christelijke” landen in Noordwest-Europa en de landen, waar velen uit Noordwest-Europa later naar toe zijn geëmigreerd, zoals Amerika, Canada en Australië. Het “huis van Juda” is het 2-stammenrijk, namelijk het volk van Juda en Benjamin, dat in de dagen van Jezus rondwandeling op aarde in het beloofde land Kanaän/Palestina leefde. (Het huis van) Juda, de zgn. Joden, is dan ook het deel van Israël waarover de verharding is gekomen (zie Rom. 11:25).
>>>Zie eventueel het artikel: "ANDER nieuws over ISRAËLDe zoektocht naar de Israëlische identiteit van alle 12 stammen".
[3] Zie noot 2 (vooral ook de laatste toevoeging).
[4] Zie eventueel op onze website de studie: “De oorlog van Gog en Magog (volgens Ezech. 38 en 39) – De Russische opmars”.
[5] In “De Tempelbode” van dec. 1985 t/m aug. 1986 is dit onderwerp “De benauwdheid van Jakob”, in 5 delen, uitgebreid behandeld. Helaas is deze studie nog niet digitaal uitgewerkt. Op aanvraag – via info@eindtijdbode.nl – is (eventueel) , tegen kostprijs, een kopie van deze studie bij ons te verkrijgen.
[6] Artikel van H. Siliakus. Uit: “De Tempelbode” van juli 1982. Enigszins bewerkt door AK.

dinsdag 10 november 2009

Podium en Gemeente – deel 5

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.



Hoofdstuk 5
Door God geroepen tot leiderschap in de Gemeente

Het is God, Die u roept
Een roeping tot het arbeidsveld van de Here Jezus Christus geschiedt vanwege God, de Here, Die ons PERSOONLIJK tot Zijn heilige dienst roept en ons hiertoe capabel maakt, nadat Hij ons heeft gereinigd (van ons oude, zondige leven) in en door Zijn Bloed.
“En die Hij tevoren bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, die heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.” (Rom. 8:30, HSV)
Aan de andere kant echter zal Hij die “dienstknechten” die Hij niet heeft geroepen tot Zijn dienst in of voor de Gemeente, “uitrukken” uit de plaatsen, die zij op eigen initiatief hebben ingenomen.
“Elke plant die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden.” (Matth. 15:13b, HSV)
Zo’n bediening zal namelijk niet de nodige zalving verkrijgen van God tot het voortbrengen van ‘eeuwigheidsvruchten’. Zulke “leiders” storten hun volgelingen met zich in het verderf, omdat zij dit Goddelijk werk MENSELIJK en dus (geestelijk) BLIND verrichten, zonder de Goddelijke kracht om het verderf (d.i. de macht van de zonde) te ontvluchten!
“Laat hen gaan; het zijn blinde geleiders van blinden. Als nu een blinde een blinde geleidt, zullen zij beiden in een kuil vallen!” (Matth. 15:14, HSV)
Laat het zo onder ons NIET zijn! Laat niemand zich een roeping aanmeten of aanpraten; wordt – zeker wat deze (heilige) arbeid betreft – niet de “geroepene” van mensen en roep uzelf niet tot een bepaalde arbeid; maar laat Hem u roepen, laat Hem u uitzenden in Zijn wijngaard! Niets geeft u zo’n zekerheid bij uw gaan en staan in het brengen van het Evangelie, dan het besef, de ervaring, dat Hij u PERSOONLIJK heeft geroepen. Als Hij u roept is er geen twijfel mogelijk. Neem bijvoorbeeld de roeping van Mozes, van Jozua en van zovelen, die Hij in Zijn Bijbel bij name heeft geroepen. Zo riep Hij de apostelen en werden Barnabas en Saul, de latere Paulus, door de Heilige Geest bij name geroepen. En dit doet Hij nu nog, vrienden! Velen kunnen niet op die roeping van God wachten en zijn uitgegaan – zichzelf tot Gods dienst geroepen hebbende of door mensen hiertoe “geroepen” zijnde – en werden later teleurgesteld; de ene mislukking na de andere in hun bediening ervarende. Ik wil niet zeggen dat God u niet kan gebruiken, als u uzelf stort op het arbeidsveld; zeer zeker kan Hij u gebruiken, indien u een heilig verlangen koestert om Hem dienstbaar te zijn. Maar héél wat anders is het om de druk van Zijn hand te ervaren, als Hij u persoonlijk tot deze geestelijke strijd heeft geroepen.
Van al de zonen van Isaï verkoos de Here God David, om hem te zalven tot koning over Zijn volk Israël, al was hij nog heel jong (en de jongste zoon van Isaï) en naar het oog (van de mens) de minste, maar hij was een man naar Gods hart! Er zijn in de Gemeente van de Here, ook in deze laatste dagen, geroepenen, die – NAAR DE MENS gesproken – liever “gestenigd” moesten worden, maar in wier leven Gods Hand is uitgestrekt……
Er zijn vele christenen die zich ik weet niet “wie” of “wat” wanen; maar daarom is het bij God nog niet zo! Wees daarom voorzichtig, ga in deze dingen nooit over één nacht ijs; wacht op de Here, Hij zal spreken!

Wat de geroepene kenmerkt: Een wonderbare gemeenschap met de Heilige Geest
Allereerst kennen zij die (waarlijk) door God geroepen zijn een wonderbare gemeenschap met de Heilige Geest, hetgeen nodig is om in dit leven en in de dienst (van God), waartoe zij geroepen zijn, VAST te staan, dat is: ONBEWOGEN (standvastig). U moet uit ervaring weten dat u de Heilige Geest ontvangen hebt, dat Hij (dat is: Gods Geest) in u woont! Wij weten dat het zegel van de doop met de Heilige Geest het spreken in tongen is! Méér nog dan het getuigenis van u, dat u de Heilige Geest hebt ontvangen, is het getuigenis van de Heilige Geest Zelf, dat Hij u “in bezit genomen” heeft, zodat u, net als Paulus, een “gevangene van Jezus Christus” bent, zodat Hij u, als Zijn instrument, in Zijn dienst kan roepen en gebruiken. Er zal dan in uw leven geen bede zijn van: “Here, Ik wil dit, wilt U het maar zegenen!”, maar het oprechte gebed: “Here, wat wilt U, dat ik voor U doen zal?”
Dan zal Gods Geest u heiligen en leiden naar die conditie, waar de glorie van God u vervult en omhult, waar u vol bent van de liefde van God! Alles om u heen kan dan wegvallen, maar de glorie van God zal voor u genoeg zijn. Het is daar, op die plaats van verrukkelijke aanbidding, dat Hij u Zijn wil openbaart; en u niets liever wilt doen dan Zijn wil…
Het is ons vlees, dat op deze weg hierheen gekruisigd moet worden (dus wij moeten afsterven aan onze oude, zondige, vleselijke natuur). Wij zullen veel verdrukkingen hebben (of krijgen) in het vlees, maar wij hebben de Heilige Geest om die verdrukkingen te boven te komen, om zo ons vlees (dat is: onze oude, zondige, vleselijke natuur) te overwinnen!
Ook zal Hij ons Zijn (Geestes)gaven toebedelen, om ons zo capabel te maken tot de dienst, waartoe Hij ons zal roepen. Een aardse werkgever voorziet zijn arbeiders van het nodige en leidt hen op tot de dienst, die hij van hen verlangt; hoeveel te meer onze hemelse Werkgever. Deze gaven moeten wij – onder Zijn leiding – tot ontwikkeling brengen, ze als het ware “opwekken”. Gaven zijn een zekere vorm van openbaring van de Heilige Geest. Wij hebben te leren hoe wij moeten rusten in Hem, opdat Hij door ons heen kan arbeiden, Zich door ons heen kan openbaren. En hoe wij, rustend in Hem en Zijn leiding, de nodige arbeid in Zijn Naam moeten verrichten, zodat die arbeid effect zal hebben. Wij moeten leren om niet de Heilige Geest te willen gebruiken, maar om door de Heilige Geest te worden gebruikt; Hij moet door ons heen kunnen spreken en handelen. Dit alles vraagt om een leerschool, om in de praktijk opgedane ervaring… Dàn pas zal Gods boodschap, gedragen door Zijn zalving, de harten van de toehoorders bereiken en die weten te beroeren tot bekering en overgave en tot toewijding aan Gods zaak! Glorie voor God!

De geroepene wordt verder gekenmerkt door een bediening overeenkomstig zijn roeping, waarin hij de werken, die Jezus deed, ook doet
Is God dienstknecht zó voorzien van het nodige en ingeleid tot het werk van zijn bediening, dan ontvangt hij van de Here van de Oogst persoonlijk de roep tot de bediening, die voor hem is weggelegd.
“Vrede zij u! ZOALS de Vader Mij gezonden heeft, ZEND IK OOK U.” (Joh. 20:21b, HSV)
Wij mogen deze zending koppelen aan de zendingsboodschap van de Here Jezus, die wij in Jesaja 61 vers 1-3 kunnen vinden, waarover later meer. Daarvandaan, dat Jezus getuigde:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, zal de werken die Ik doe, ook doen, en hij zal grotere doen dan deze; want Ik ga heen naar Mijn Vader.” (Joh. 14:12, HSV)
Het zijn deze werken, overeenkomstig zijn bediening, die de roeping van de dienstknecht bewijzen.
“Geloof Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is; en zo niet, geloof Mij dan OM DE WERKEN ZELF! (Joh. 14:11, HSV)
God alleen zij de eeuwige glorie!

Laten vleselijke motieven uw roeping niet bezoedelen
Indien u tot Zijn dienst geroepen bent, pas er dan voor op dat uw roeping zich niet (geleidelijk aan) ontwikkeld in een richting die NAAR HET VLEES is, een richting die wellicht UZELF behaagd, maar NIET DE HERE dient!
Als God u, als blanke, roept om Hem bijvoorbeeld in Afrika als zendeling te dienen, dan is het niet de bedoeling om daar speciaal de blanken te gaan bedienen – tenzij de Geest van God u dit uitdrukkelijk te kennen geeft – maar om het Evangelie te brengen aan AL de mensen van dat land! Want, de blanke hoort daar oorspronkelijk niet, die is of woont daar waarschijnlijk voor zaken of dienst. Menselijke sympathieën mogen nooit de motivatie zijn tot uw dienst voor het werk des Heren, maar alleen de liefde van God!
Ook mag een geroepen dienstknecht van God geen financieel gewin najagen. Is het toevallig zo, dat het merendeel van een Gemeente emigreert naar een ander land, dan wil het wel eens voorkomen, dat de herder van die Gemeente – zo maar opeens – ook een “roeping” krijgt voor dat land…
Er was eens een Indonesische arbeider van de Here, die een bepaalde Indonesische Gemeente had. Toen die Gemeente maar niet wilde groeien, omdat die arbeider ergens tekort schoot, had hij “zo maar opeens” een roeping voor de “Hollandse dienst”, ondanks het feit dat hij slecht zijn Nederlands sprak…

KLIK HIER om deze studie (deel 5) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen.[1]

CJH Theys
[2]

[1] Voor deel 1 t/m 4 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8 en 10/9 en 10-10-2009.
[2] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23 augustus 2009.

zaterdag 24 oktober 2009

Het berispen (of terechtwijzen) van de wijzen















Spreken of zwijgen
Het is de heilige plicht van iedere christen om goddelozen op te roepen tot bekering. Maar God wil dat wij hierbij met verstand te werk gaan, bovenal de heiligheid van God en Zijn Naam voor ogen houdend. Zonder deze taak in zijn algemeenheid te verwaarlozen, zal de christen in bepaalde gevallen het zwijgen moeten verkiezen boven het spreken. In Zijn Bergrede[1] zei Jezus: “Geef het heilige niet aan de honden, en werp uw parels niet voor de zwijnen” (Matth. 7:6a, HSV). En later, bij de eerste uitzending van de twaalf discipelen, beval Jezus: “Als iemand u niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert, vertrek dan uit dat huis of die stad en schud het stof van uw voeten” (Matth. 10:14, HSV). Liefde voor het verlorene en bewogenheid voor zielen mogen niet leiden tot het terzijde schuiven van deze en dergelijke uitspraken, net zo min als wij nimmer mogen vergeten dat alleen de Heilige Geest een ziel tot bekering kan leiden (zie Joh. 16:7-11). Al de eeuwen door, vanaf de zondeval, hebben de “predikers der gerechtigheid”, dienstknechten Gods, ook naar deze regels gehandeld.

Alleen spreken tot de “wijzen”
Al in het boek Spreuken lezen wij: "Wie een spotter terechtwijst, wordt bespot, wie een goddeloze de les leest, wordt belachelijk gemaakt. Wijs een spotter niet terecht, hij zou je haten, berisp een wijze, en hij mag je graag (SV: hij zal u liefhebben). Een wijze wordt nog wijzer als je hem berispt, een rechtvaardige vergroot zijn inzicht door wat je hem leert" (Spr. 9:7-9, NBV). Na kennisneming van de hierboven vermelde aanhalingen van Jezus zal ongetwijfeld niemand nog durven zeggen dat deze raadgevingen niet getuigen van de ware evangelische geest en gezindheid. Nochtans beschouwen velen ze liever als aanwijzingen voor het “gewone leven” dan als richtlijnen voor de Evangelie-arbeid. Deze woorden volgen op het bekende gedeelte van “het feestmaal der Wijsheid” (zie Spr. 9:1-6, SV) en, wat men al zou kunnen vermoeden, sommige tekstcritici vinden dat zij eigenlijk niet in het verband passen. Ze nemen daarom aan dat dit gedeelte daar, door een latere bewerker van het boek Spreuken, “ingelast” is. Als dit laatste wáár zou zijn, dan is dit naar onze opvatting toch ook duidelijk op aanwijzing en onder de leiding van de Heilige Geest geschied! Door toevoeging van de woorden van de verzen 7 t/m 9 komt namelijk de mogelijkheid veel sterker naar voren dat “het feestmaal der Wijsheid” ten laatste (en eigenlijk) een éénmalig profetisch gebeuren is, dat nog in de toekomst ligt, en niet alleen maar iets dat zich al de eeuwen door steeds weer herhaalt, wanneer mensen zich door de Goddelijke Wijsheid (d.i. de in Jezus verpersoonlijkte Wijsheid) laten onderrichten. De raadgeving: “Wijs de spotter niet terecht, maar BERISP DE WIJZE”, hoezeer die ook mag aansluiten bij richtlijnen die door Jezus voor het gehele Evangelie-tijdperk zijn gegeven, bepaalt ons ontegenzeglijk bij de “tijd van beslissing” die er, volgens het profetisch Woord, voor de wereld in de laatste dagen zal aanbreken. De tijd van “die vuil is, worde vuiler” (SV); “en wie heilig is, moet toenemen in heiligheid (HSV, zie – voor beiden – Openb. 22:11).

Een bijzondere bediening
Naar onze overtuiging zullen er – met name in de eindtijd – dienstknechten Gods, predikers, zijn die de opdracht “Wijs de spotter niet terecht, berisp de wijze” tot de inzet van hun bediening zullen maken. Daartoe zullen zij gedrongen worden door de Heilige Geest, Wiens taak het immers zal zijn in deze dagen een Bruid voor Jezus te vinden en toe te bereiden. Deze predikers, naar verwachting voornamelijk “herders” en “leraars”, zullen zich, naarmate de tijd vordert, meer en meer (op een – door God – gegeven ogenblik) uitsluitend bepalen tot degenen “die HOREN willen” (en dat zijn niet vanzelf allen die regelmatig ter kerke gaan, maar een déél van hen, namelijk de “daders van het Woord”). Uit hun gelederen zal de Bruidsgemeente eenmaal voortkomen.

De scheiding tussen “wijzen” en “dwazen”[2]
Wie is dan de “wijze”? Zoals al eerder werd aangegeven, de “wijze” is het kind van God dat zich door het Woord van God laat onderrichten. Dit Woord van God is als het “Woord der Wijsheid” of de “Logos” te vereenzelvigen met Jezus Christus, de Zóón van God. Als de Zoon van God wordt de gepersonifieerde Wijsheid dan ook beschreven in het voorafgaande hoofdstuk van Spreuken (zie 8:22-31). En Hij, Jezus, is Degene Die als de “opperste Wijsheid” (zie Spr. 9:1, SV) eenmaal dat in Spreuken 9 beschreven “feestmaal” zal aanrichten. Een feestmaal dat daarom, in de rijkste zin van het woord ”een feestmaal van het Woord” zal zijn. Niet ALLE kinderen Gods zijn “wijzen”. Dat zien wij vandaag-de-dag al en de Bijbel leert ons dat de Gemeente, tot op de komst van Jezus als Bruidegom, zal bestaan uit “wijzen” en “dwazen”[3] (zie Matth. 25:2), een onderscheid dat dus te maken heeft met het al of niet horen naar (d.i. het GEHOORZAMEN van) het Woord van God, het “Woord der Wijsheid”. “Berispen” of “terechtwijzen” (in de Statenvertaling en de NBG-vertaling staat: “bestraffen”) is in Spreuken 9 vers 8 (van de NBV) het werkwoord waarmee bedoeld wordt: het prediken van het gezonde, maar daarom soms ook HARDE[4] Woord van God! Alleen onder DEZE prediking zal de Gemeente eenmaal tot VOLMAAKTHEID komen (nodig om tot de Bruid of Bruidsgemeente te kunnen behoren – noot red.). De tegenstelling in Spreuken 9 is die tussen “wijzen en “spotters”, uitersten die juist in de laatste dagen sterk naar voren zullen treden (of: “heilig” en “vuil”, zoals er in Openbaring 22 vers 11 staat). De “spotters van de laatste dagen”, “die naar hun eigen begeerten zullen wandelen” (zie 2 Petr. 3:3, HSV), zullen hardnekkige ONbekeerlijken zijn. Over de “dwazen”, die binnen de Gemeente beschouwd kunnen worden als de “tegenvoeters”[5] van de “wijzen”, wordt hier eigenlijk alleen maar indirect gesproken. Waar de gelovigen die “dwaas” genoemd worden met de spotters gemeen zullen hebben dat zij zich niet serieus voorbereiden op de wederkomst van de Here Jezus Christus (vergelijk 2 Petrus 3:4), moeten wij echter vaststellen dat deze “dwazen” toch ook iets van de geest van de spotters zullen bezitten! Laat ons hier niet te licht aan tillen! De persoonlijke verantwoordelijkheid en de onmogelijkheid van terug te vallen op wat anderen bezitten in dat beslissende uur als de Bruidegom komt, worden zowel in Mattheüs 25 vers 8-9 als in Spreuken 9 vers 12 voor het voetlicht gebracht.

Geestelijke gaven
De predikers op wie de taak van het “berispen van de wijzen” zal rusten – en die daarom als instrumenten van de Heilige Geest gebruikt zullen worden om de zgn. “wijze-maagden-Gemeente”[6], de Bruidsgemeente, tot volmaaktheid te leiden – zullen, om zich ten volle van deze taak te kunnen kwijten, daartoe van de Geest van God ontvangen: “de gave van het woord der wijsheid” en “de gave van het woord der kennis” (zie Kor. 12:4 en 8), beide of één van beide. De eerstgenoemde geestelijke gave (die van het “woord der wijsheid”) dient om in de gelovigen – die waarlijk voor het Woord van God open staan –de ‘naar buiten tredende geestelijke edelheid en schoonheid’ te bewerken. De andere gave (van het “woord der kennis”) bewerkt in diezelfde gelovigen diep geestelijk inzicht. Uitstralende geestelijke edelheid en diep geestelijk inzicht zijn de twee voornaamste openbaringsvormen van de volmaaktheid in Christus. Het “woord der wijsheid” en het “woord der kennis” zijn, van de negen (in 1 Korinthe 12 vermelde) geestelijke gaven, de twee eerstgenoemde. Het is aannemelijk dat zij daarom ook als de twee belangrijkste moeten worden beschouwd en dat de gevolgtrekking mag worden gemaakt, dat pas als deze twee gaven in de Gemeente (weer) ten volle functioneren, ook de andere zeven weer in volle kracht en overvloeiende mate werkzaam zullen kunnen zijn! Zo geschiedde het ook in de Apostolische tijd (zie Handelingen, hoofdstuk 19).

Het feestmaal van het geopenbaarde woord van God
Zo, onder DEZE bediening van het “woord der wijsheid” en het “woord der kennis”, zal het straks geschieden dat “de wijze nog wijzer wordt” en “de rechtvaardige zijn (of haar) inzicht vergroot” (zie Spr. 9:9, NBV) of, zoals Openbaring 22 vers 11 zegt, dat “…wie rechtvaardig is, moet nog meer gerechtigheid doen. En wie heilig is, moet toenemen in heiligheid” (HSV). Dan zal de Bruidsgemeente tot de staat van volmaakte wijsheid, rechtvaardigheid en heiligheid geraken. Zoals ook uit vele andere Schriftgedeelten blijkt, hebben wij dit te verwachten ten tijde van de grote, laatste opwekking (de zgn. Late of Spade Regen-opwekking
[7]), die wereldwijd zal zijn. Wanneer nu dit komen tot de volmaaktheid in Spreuken 9 in verband wordt gebracht met het “feestmaal van de gepersonifieerde Wijsheid” (d.i. het feestmaal van, de persoon, Jezus Christus), lijdt het geen twijfel dat dit “feestmaal” zal samenvallen met de Spade Regen-opwekking. De “opperste Wijsheid” (zie Spr. 9:1, SV), Jezus Christus, zal in de Spade Regen-tijd een “feestmaal” aanrichten, die zijn weerga niet zal hebben gekend in de geschiedenis, namelijk “het feestmaal van het geopenbaarde Woord van God” (zie Spr. 9:1-6), dat uit zal lopen op het Avondmaal van de Bruiloft van het Lam”[8] (zie Openb. 19:9, SV). (Zie ook nog Spreuken 9:5! Vergelijk Spreuken 9:3 met Mattheüs 22:9-10 en Lukas 14:17-23)[9]. Wij verwachten de VOLLE openbaring van het Woord! Hoe nodig is het – gezien het (ver)gevorderde profetische uur waarin wij ons, in onze dagen, bevinden – dat wij ons NU reeds afvragen òf wij (wel) behoren tot die “wijzen” die “eten” van het Woord van God èn die onder de berispingen (of: de terechtwijzigingen) van dat Woord ervaren mogen dat zij toenemen in geestelijkheid en in heiligheid! Een ieder doet er daarom goed aan om acht te slaan op de vermaning van Micha (6 vers 9b) nu het nog GENADEtijd is: HOOR DE ROEDE (Gods) en Wie ze besteld heeft (d.i. Wie anders dan God Zelf)!” (SV)

HS[10]
  • Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen.
  • Zie voor meer Bijbelstudies onze website www.eindtijdbode.nl/
  • Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.

[1] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl/ – de studie: De Bergrede (verschijnt binnenkort op onze website).
[2] Zie eventueel op onze website de studie: “De 5 wijze en de 5 dwaze maagden en hun eigen lotsbestemmingen in de eindtijd”.
[3] Zie noot 2.
[4] Met het “harde” Woord van God wordt hier bedoeld: ONaangenaam om te horen voor ons “vlees” (d.i. de oude, natuurlijke mens).
[5] Een tegenvoeter = Iemand die – qua mening en inzichten – “een tegenpool” is, of “tegen(over)gesteld” aan die ander.
[6] Zie noot 2.
[7] De zgn. Late of Spade-Regen-opwekking = De opwekking in de eindtijd vanwege de uitstorting van Gods Geest (zie Joël 2:23, 28-29).
[8] Zie eventueel op onze website de studie: “Door de Geest van God geroepen tot deelname aan het Avondmaal van de Bruiloft van Gods Lam en tot deze Goddelijke Bruiloft”.
[9] Lees vooral Lukas 14:17-23 in de Statenvertaling. Het gaat hier namelijk specifiek over het Avondmaal! Voor de geestelijke betekenis van dit Avondmaal, zie de studie vermeld bij noot 8.
[10] Studie van H. Siliakus. Uit: “De Tempelbode” van januari 1983. Enigszins bewerkt door AK.

Het berispen (of terechtwijzen) van de wijzen

vrijdag 23 oktober 2009

Bijbelstudies van E. van den Worm op www.eindtijdbode.nl


Iets over het leven en werk van deze ‘man Gods’:
E. van den Worm – geboren in 1915 – was in 1939 in de pinksterkerk van Van Gessel te Surabaia tot bekering gekomen. In 1958 kwam hij naar Nederland en werkte hier als onderwijzer. In 1962 nam hij de redactie van het blad ‘Het Volle Evangelie’ van Theys (zie het artikel over deze ‘man Gods’ op ons weblog van 23-8-2009) over.
Onder de naam ‘Nederland voor Jezus’ of ‘Het Volle Evangelie’ werden door hem een aantal brochures en boeken uitgegeven; onder andere van: F.G. van Gessel, C.J.H. Theys, W.H. Offiler en E. van den Worm. Uit manuscripten van Van Gessel werd onder zijn redactie in 1979 het boek ‘Tabernakelonderzoek’ uitgegeven.
In 1981 waren 18 gemeenten aangesloten, die alle autonoom zijn. Het is een tamelijk los verband, zonder statuten. De onderlinge contactdagen, fellowship meetings genoemd, zijn in de loop der jaren in frequentie afgenomen. E. van den Worm wil zich inspannen om het contact tussen de gemeenten te vernieuwen. Sinds het vertrek van Theys naar Spanje gebeurt dit onder de naam: ‘Bethel Fellowship Nederland’.
[1]

In 1980 werd E. van den Worm de opvolger van Theys als vaste voorganger van de Bethel Pinkstergemeente te Utrecht. Hij was toen ook al jaren voorganger van de Bethel Pinkstergemeente te Rotterdam.
In 1986 stopte hij als vaste voorganger te Utrecht, maar bleef nog ruim 10 jaar regelmatig komen als gastprediker, terwijl hij ook nog – bij hem thuis – Bijbelstudie bleef geven tot op zeer hoge leeftijd.
Op ongeveer 85 jarige leeftijd (!) kwam er voor het eerst een PC in huis en – naast de computerlessen die hij nu zelf moest volgen – zijn er vanaf die tijd nog vele studies van zijn hand verschenen
[2], waarvan de meeste inmiddels op onze website staan. Voor een lijst met deze studies: zie ons weblog van 19 maart en 20 mei 2009.
De – waarschijnlijk – laatste studie van zijn hand dateert van juni 2009 en staat op ons weblog (geplaatst op 24 september 2009)
.

A. Klein

[1] Tot zover het artikel uit het boek ‘Pinksteren in beweging (over 75 jaar pinkstergeschiedenis in Nederland en Vlaanderen)’ uit 1982, van C. van der Laan en P.N. van der Laan, blz. 52 en 53.
[2] Met hulp van:
· H. Schoemaker (die de genoemde computerlessen gaf en tevens de ‘webmaster’ van de eigen website van br. van den Worm was),
· S. Pothof (die de meeste Engelstalige studies heeft vertaald en uitgetypt) en
· A. Klein

Bijbelstudies van E. van den Worm

zaterdag 10 oktober 2009

Podium en Gemeente – deel 4

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.




Hoofdstuk 4
De bediening van het geven: Financiële offers om de materiële uitgaven, ten behoeve van de Gemeente, te helpen dragen.
Een bediening die alle Gemeenteleden moeten opbrengen – en alle (echte) kinderen van God in het bijzonder – is, behalve het getuigen, het bijdragen van hun financiële aandeel, om de materiële uitgaven ten behoeve van de Gemeente en de zending te kunnen (blijven) bekostigen.
Sommige voorgangers spreken niet graag over deze bediening, voor een deel uit vrees voor een “geldwolf” te worden uitgemaakt, voor een ander deel uit een zekere hoogmoed; een laakbare (d.i. afkeurenswaardige) wijze van handelen. U moet, wat dit onderwerp betreft, niet van het ene uiterste in het andere vervallen. Spreekt u er (te) veel over, dan is het zeer begrijpelijk dat u hierdoor een slechte naam krijgt. Praat u er helemaal niet over, dan schiet u tekort in de volbrenging van uw geestelijk onderricht en fraudeert u voor God en de Gemeente. U moet ook in deze de “hoogweg”
[1] van Christus willen bewandelen en de Gemeente – door de wijsheid van de Heilige Geest – weten te wijzen op hun verplichtingen als kind van God in deze kwestie.
Ook het kind van God heeft nu eenmaal niet alleen zijn of haar – door genade verkregen – rechten in Christus, maar ook zijn of haar plichten, ook aangaande het betalen van de “tienden” (dus 10% van alle inkomsten), waar onze Heiland, toen Hij op aarde was, dan ook op heeft gewezen.
· “Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het belangrijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof. Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten.” (Matth. 23:23, HSV)
Wij moeten, als kind van God, staan in het geloof en in de barmhartigheid van Christus en in het oordeel over de zonde, en dit laatste in de eerste plaats met betrekking tot onszelf; maar Jezus leert ons hier, dat wij “het belangrijkste” NIET MOETEN NALATEN. Wat is “het belangrijkste”? Dat is het betalen van “de tienden”! Dit vraagt God van ELK kind van God!
Dit geven moet de Gemeente geleerd worden, evenals ze heeft moeten leren bidden
[2]. Met dat de liefde van God in uw hart groeit, leert u blijmoediger te geven voor het werk des Heren. Jezus had eens in de tempel, bij de schatkist gezeten zijnde, de verschillende gevers en geefsters gadegeslagen.
· “En toen Jezus was gaan zitten tegenover de schatkist, zag Hij hoe de menigte geld wierp in de schatkist; en veel rijken wierpen er veel in. En er kwam één arme weduwe, die er twee kleine munten (SV: penningen) inwierp, dat is een kwadrant (SV: een oort – in ons muntstelsel omgerekend nog geen cent
[3]). En toen Hij Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat deze arme weduwe er meer ingeworpen heeft dan allen die iets in de schatkist geworpen hebben. Want zij allen hebben van hun overvloed erin geworpen; maar deze heeft van haar armoede, alles wat zij had, erin geworpen, heel haar levensonderhoud.” (Mark. 12:41-44, HSV)
Als men véél heeft kan men véél geven en dan merkt men het zelfs niet echt. Zegt het spreekwoord niet: “Aan een boom zo vol geladen mist men één, twee pruimen niet?” Als men weinig heeft, dan merkt men het wel degelijk. Maar als de liefde van God werkzaam is in het hart en leven, dan geeft men tòch met blijmoedigheid van het weinige wat men heeft. Deze arme vrouw gaf “alles wat zij had”, “heel haar levensonderhoud”, twee kleine munten; in ons muntstelsel omgerekend nog geen cent (zie noot 3), maar dat was alles wat ze had. Ze had daarom naar verhouding véél meer gegeven, dan de duizenden centen van de rijken! Er staat niet voor niets geschreven, dat God een blijmoedige gever liefheeft (zie 2 Kor. 9:7). “Geef en aan u zal gegeven worden” (zie Luk. 6:38a) is één van de leefregels van het Koninkrijk van God. In dit geven openbaart zich de liefde van God, die in ons hart is uitgestort. Het geven is verweven in het Wezen van God, het is een eigenschap van God.
· “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft…” (Joh. 3:16, HSV)
Als wij “kinderen van God” genaamd willen worden, is “geven” het eerste ding dat wij moeten leren. En merk nu, wat Hij beloofd heeft, als wij dit willen leren: “Geef en aan u zal gegeven worden: een goede, vastgedrukte, geschudde, overlopende maat zal men in uw schoot geven, want met dezelfde maat waarmee u meet, zal er bij u ook gemeten worden.” (Luk. 6:38, HSV)

Tienden behoren God toe
Denk nu niet dat als u de tienden betaalt (dus 10% van al uw inkomsten), dat u de Here al heel wat hebt gegeven. U hebt de Here dan nog niets gegeven; u hebt Hem alleen maar TERUGGEGEVEN, wat Hem toekomt, want God stelt het tiende deel van het inkomen van Zijn kinderen als Zijn eigendom. Schieten wij hierin tekort, dan “beroven” wij Hem van Zijn rechtmatig deel!
· Zal een mens God beroven? Maar u berooft Mij en zegt: Waarin beroven wij U? In de tienden en het hefoffer. Met een vloek bent u vervloekt, omdat u Mij berooft, zelfs het gehele volk. (Mal. 3:8-9, SV)
Soms vraagt God meer dan de tienden, om in hetgeen nodig is te voorzien, zoals ten tijde van de bouw van de tabernakel
[4] in de woestijn (zie Exod. 25:2). Dit meerdere werd een “hefoffer” genoemd. Als u méér geeft dan wat God aan ons als eis stelt, dan geeft u pas uw vrije gift uit liefde tot Hem en Zijn werk.
Denk nu niet dat gemeenteleden dit onmiddellijk zullen (kunnen of willen) doen, maar leert hun dit en God zal – door Zijn Geest – Zijn Woord meer en meer vrucht doen dragen in de levens van die gemeenteleden die hieraan gehoor geven, tot lof en prijs van Zijn Naam! En aan allen die Hem hierin (blijmoedig) gehoorzamen zal Hij Zijn Goddelijke belofte inlossen, die wij in Maleachi 3 vers 10 kunnen vinden: “Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij daarin, zegt de Here der heischaren, of Ik u dan niet opendoen zal de vensters van de hemel, en u zegen zal afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen.” (SV)
De meest wonderbaarlijke bediening in het Koninkrijk van God is deze bediening van het geven. Een blijmoedig kind van God geeft gemakkelijk. Zij die een angstvalligheid kennen op financieel gebied, zij die in alles moeilijk kunnen geven en alsmaar willen ontvangen, kennen in hun geestelijk leven geen groei. Laten wij niet zó willen zijn; en anderen hierin opvoeden, opdat wij allen de volle zegen van God ontvangen! Hoeveel te meer zal God Zijn Goddelijke belofte “van hemelse overvloed” waarmaken (zie Mal. 3:10), als wij meer weten te geven dan de tienden alleen.
Heeft God van Zijn kant niet ALLES gegeven, toen Hij ZICHZELF in Jezus Christus gaf om de wereld met Zich te verzoenen? Laten wij leren om ook van onze kant, door de opening van ons wezen voor Zijn liefdewezen, Hem alles in handen te geven, alles wat wij zijn en wat wij hebben, opdat Hij erover zal kunnen beschikken naar Zijn wil. Glorie voor God!

KLIK HIER om deze studie (deel 4) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen.[5]

CJH Theys[6]

[1] “Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Here. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen (de zgn. “hoogweg”), en Mijn gedachten dan uw gedachten”. (Jes. 55:8-9)
[2] Zie eventueel op onze website www.eindtijdbode.nl/ de studie: “Leer Bidden” van CJH Theys.
[3] Uit de Bijbelse Encyclopedie: In Markus 12:42 van de Statenvertaling is oort de vertaling van het woord kodrantès, de quadrans (zie NBV) (of, zoals in de HSV vermeld, kwadrant). De weduwe werpt in de schatkist twee kleine penningen (twee lepta), hetwelk is een oort. De oort (beter: oord) was een oud-Nederlands geldstuk ter waarde van een kwart van de munteenheid (cent). De naam is ontleend aan munten, die door een kruis in vier vakken of oorden waren verdeeld. De NBG vertaalt: twee koperstukjes, dat is een duit. De oud-Nederlandse duit had een waarde van 5/8 cent en was dus ruim 2 maal zoveel als een oord.
[4] Voor meer over het geven van de tienden aangaande de bouw van de tabernakel, zie eventueel op onze website de studie: “Christus in de Tabernakel” van CJH Theys.
[5] Voor deel 1 t/m 3(A en B) van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8 en 10/9 2009.
[6] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel (het "In memoriam") op ons weblog van 23 augustus 2009.
· De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands. De originele versie (digitaal uitgetypt) is eventueel op aanvraag – via
info@eindtijdbode.nl – te verkrijgen.