dinsdag 24 augustus 2010

Het paslood-oordeel

.









Een tijd van beslissing
De Schrift openbaart ons, dat in de laatste dagen van de huidige (tijds)bedeling[1] niet alleen allerlei ontwikkelingen in het laatste stadium zullen komen, maar ook, dat dit laatste stadium voor de mens het beslissende stadium wordt. De ongerechtigheid en de zedeloosheid zullen niet alleen tot een triest hoogtepunt komen, het zal er zelfs op uitlopen dat de gewetens van de mensen toegeschroeid worden (zie 1 Tim. 4:2). En zo’n dichtgebrand geweten maakt een mens onbereikbaar voor de boodschap van redding en verlossing door Jezus Christus. Het beslissende karakter van de laatste dagen van het tijdperk van Genade[2] komt vooral hierin tot uiting, dat het een tijd van scheiding zal zijn. Wij hebben dan niet op het oog scheidingen die door mensen worden bewerkt, maar een scheiding waarin God de hand heeft[3]. Op grond van een heel eenvoudige en duidelijke beoordelingsmaatstaf zal God scheiding aanbrengen. Deze maatstaf is even eenvoudig en begrijpelijk voor iedereen als de maatstaf die God in de dagen van Noach aanlegde. God maakte toen scheiding tussen “mensen IN de ark” en “mensen BUITEN de ark”. Wie aan de toorn van God wilde ontkomen, moest eenvoudig “IN de ark” zijn (beeld van het zijn: IN de schuilplaats van de Allerhoogste, zie Psalm 91). God gaat straks met een vergelijkbare maatstaf opnieuw “meten”. Voor allen van wie hun werken dan niet “vol” worden gevonden voor God, zal Christus (weder)komst – Zijn 1ste, ONzichtbare wederkomst, als Bruidegom[4] – dan zijn als de verschijning van “een dief in de nacht”.
Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Here komt als een dief in de nacht (d.i. onverwachts) (1 Thess. 5:2, HSV). “Wees dan waakzaam (SV: Waakt dan), want u weet niet op welk moment uw Here (weder)komen zal” (Matth. 24:42, HSV).
Vergelijk ook nog Openbaring 3:2-3.[5]
.
De drie visioenen van Amos
Eén van de Schriftgedeelten waarin over dit beslissend handelen van God wordt gesproken is Amos 7 vers 7-9, “Het visioen van het paslood”:
• “Dit heeft Hij mij laten zien, en zie, de Here stond op een loodrechte muur met een paslood in Zijn hand. Toen zei de HERE tegen mij: Wat ziet u, Amos? Ik zei: Een paslood. Daarop zei de Here: Zie, Ik ga een paslood plaatsen in het midden van Mijn volk Israël. Ik zal het niet langer voorbijgaan (d.i. niet langer genade hebben). Verwoest zullen worden de offerhoogten van Izak, de heiligdommen van Israël zullen worden verwoest, en tegen het huis van Jerobeam zal Ik opstaan met het zwaard.” (HSV)
Laat niemand zeggen, dat de profetieën van Amos al in de Oudtestamentische tijd zijn vervuld en dat zijn geschrift dus alleen maar “historische waarde” zou hebben. Er is ten aanzien van het Oudtestamentische Israël (zeker) sprake van een “vóórvervulling”, maar de “eindtijdvervulling” moet nog komen!
Voordat Amos dit “visioen van het paslood” kreeg, ontving hij eerst twee andere visioenen. Er blijkt een lijn van het eerste visioen naar het derde te lopen. Driemaal blijkt God voornemens te zijn geweest om gericht te houden, om over te gaan tot straffen. Maar tot tweemaal toe weet Amos God te bewegen Zijn voornemen niet uit te voeren. Hier wordt de kracht van de voorbede en de kracht van het gebed van de RECHTVAARDIGE gedemonstreerd! Zoals Abraham op de bres stond voor Sódom en Gomorra, en zoals een Mozes en een Daniël gepleit hebben voor Israël, opdat God dat volk genadig mocht zijn, zo horen wij ook Amos – tot tweemaal toe – bidden: “Here HERE, vergeef toch! Hoe zou Jakob staande kunnen blijven? Hij is immers klein! (zie Amos 7:2 en 5, HSV).
.
Misvattingen
Daar zijn met betrekking tot deze drie visioenen van Amos twee misvattingen mogelijk.
De eerste misvatting is deze:
“De voorspellingen van de eerste twee visioenen zullen nooit uitkomen.” Maar, niets is minder waar! Wij vergissen ons zeer als wij denken dat, door de voorbede van Amos, de gerichten van de eerste twee visioenen definitief van de baan zouden zijn. Weliswaar werden deze oordelen in de Oudtestamentische tijd aan het toenmalige Israël niet voltrokken, maar voor de huidige Israëlvolkeren[7] èn voor de huidige heidenvolkeren staan de zaken er nu anders voor.
In Openbaring 9:1-12 lezen wij dat de “sprinkhanenplaag” (Amos’ eerste visioen – zie Amos 7:1-3) tòch komt. Wanneer de satan uit de hemel is geworpen en hij de “put van de afgrond” zal hebben geopend, zal een legioen aan demonische machten en geweldgeesten “sprinkhanen” genaamd – de goddeloze mensheid vijf maanden pijnigen. En ook de “vuurplaag” (Amos’ tweede visioen – zie Amos 7:4-6) zal komen. In het volgende gedeelte van Openbaring 9 (vers 13-21) vernemen wij hoe het derde deel van de dan levende mensheid – door vuur, rook en zwavel – in een wereldwijde oorlog, wordt gedood. Hoe betekenisvol is het dat deze oorlog ontbrandt, nadat daartoe vanuit het Gouden Reukaltaar in de hemel bevel gegeven is (zie Openb.9:13). Dat wil zeggen dat de gebeden en voorbiddingen van de heiligen (ook die van Amos) niet langer de hellemachten zullen kunnen beteugelen. Al lijkt het dat God – op Amos’ voorbede – ervan afzag om te straffen met sprinkhanen en met vuur, toch is het niet zo. Wij kunnen stellen dat God ervan afzag in het tijdperk waarin Amos leefde, voor het oude Israël. Maar voor het laatste der dagen moeten wij wat wij lezen in Amos 7 vers 1-9 zó verstaan – en dat leert de Schriftsamenhang ons ook – dat éérst het “pasloodvisioen” vervuld zal worden (en wel: vóór de Grote Verdrukking), maar daarna zullen ook de twee andere visioenen in vervulling gaan (namelijk: aan het begin van de Grote Verdrukking).
.
Christus gaat “meten”
De tweede misvatting die kan rijzen, is:
“Het ‘paslood-oordeel’ is geen echte straf.” Het lijkt een tamelijk vredig tafereel: de Here, staande op een muur, met een paslood in Zijn hand. Maar het “pasloodvisioen” is wel degelijk een óórdeels-visioen. Het paslood-oordeel is wel degelijk een straf. Wanneer wij werkelijk weten wat Gods genade is, zal deze misvatting trouwens niet in ons op (kunnen) komen. GODS GENADE IS NOOIT EEN “DOOR DE VINGERS ZIEN” (van het volharden in zonde en ongerechtigheid – noot AK)! Dit moet men goed onthouden!

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

H. Siliakus[8]


[1] De huidige (tijds)bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens NA Christus’ (1ste) komst aangeeft.
[2] Het tijdperk van Genade = Het tijdperk van de Gemeente en van de Heilige Geest (van in totaal 2000 jaar).
[3] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – de studie “Drie grote toekomstige scheidingen”, van H. Siliakus.
[4] Zie eventueel op onze website de studies “De Wederkomst van Christus nader bekeken” van A. Klein en/of “Er komt spoedig een Goddelijke Bruiloft hier op aarde”, van E. van den Worm.
[5] Wees waakzaam (SV: wakende) en versterk het overige dat dreigt te sterven, want Ik heb uw werken niet vol bevonden voor God. Bedenk dan hoe u het (ware geloof) hebt ontvangen en gehoord, en houd het vast (d.i. het Woord gehoorzamen, ernaar handelen) en bekeer u. Als u dan niet waakzaam bent, zal Ik bij u komen als een dief en u zult beslist niet weten op welk uur Ik bij u zal komen.” (Openb. 3:2-3, HSV)
[6] Aartsvader Jakob kreeg, na zijn worsteling bij Pniël (zie Gen. 32:24-32), van God zelf de naam Israël. En de zonen van Jakob worden al spoedig de zonen van Israël genoemd (zie Gen. 46:8, Exod. 1:1-5) Onder Jakob kunnen we dus verstaan: De 12 stammen van Israël, genoemd naar de 12 zonen van Jakob. Zie ook nog noot 7.

[7] Veel christenen denken bij Israël en/of Israëlieten aan de Joden en bij de Joden aan Israël en/of Israëlieten. Nu is dat op zich niet verkeerd, maar Israël bestaat – nog steeds – uit 12 stammen, ook al zijn er 10 stammen die men ‘verloren stammen’ noemt. {Vanwege de lengte van deze noot: lees s.v.p. verder op de PDF}.
De 144.000 komen straks toch echt uit alle 12 stammen en dus kunnen die 10 andere stammen niet verloren zijn (hooguit – nog – onbekend bij de mensen, maar niet bij God).
• Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – het artikel "ANDER nieuws over ISRAËL – De zoektocht naar de Israëlische identiteit van ALLE 12 stammen” (dus ook van ‘de 10 verloren gewaande stammen’) van A. Klein.
[8] Uit “De Tempelbode”van december 1981. Enigszins bewerkt door A. Klein.

maandag 23 augustus 2010

Boekbespreking 15: JOHANNES – Het Boek over het leven van JEZUS CHRISTUS, de Zoon van God


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

Inleiding:
Dit laatste van de vier Evangeliën is ± 90 na Christus geschreven door de apostel JOHANNES een zoon van Zebedéüs (zie Matth. 4:21) en Salomé, een toegewijde des Heren, reeds tijdens Jezus aardse leven (zie Mark. 15:40, 16:1).
De Here Jezus noemde hem, samen met zijn broe(de)r, de apostel Jakobus, "zonen des donders" (zie Mark. 3:17). Was dit vanwege hun (aanvankelijk) om OORDEEL roepende geest (zie Luk. 9:52-56)? Toch werd deze apostel later bij uitstek “DE APOSTEL DER LIEFDE” genoemd. Zo had de Geest van Christus hem later veranderd door Zijn zaligmakende genade-werkingen. Later werd zijn bijnaam "de discipel, die door Jezus werd geliefd" of "die Jezus liefhad" (zie Joh. 13:23, 21:7).

Heeft MATTHEÜS Jezus in zijn Evangelie als de KONING VAN HET KONINKRIJK DER HEMELEN beschreven; MARKUS beschreef Hem als de DIENSTKNECHT VAN GOD, "Die Zich het oor liet doorboren" (zie Ps. 40:7-9, Exod. 21:5-6) en God dienstbaar was geweest als LAM VAN GOD om de zonde der wereld weg te nemen (zie Joh. 1:29). LUKAS beschreef Hem als de NIEUWE MENS, de 2de ADAM (zie 1 Kor. 15:45-47), Die de satan – door Zijn gehoorzaamheid aan God, zelfs tot in de dood toe (zie Filip. 2:7-8) – voor de mens overwinnen zou. JOHANNES daarentegen heeft Hem beschreven als de ENIGGEBOREN ZOON VAN GOD (zie Joh. 1:14), de HEER UIT DE HEMELEN, Die de door Hem gereinigde mens, door Zichzelf, vervullen zou met GODDELIJKHEID en VOLMAAKTHEID (zie 2 Petr. 1:4, Ef. 1:23, Jes. 60:1-3); hem/haar zo deel gevende aan Zijn eigen Lichaam (zie Rom. 8:17, 1 Kor. 12:2 en 27).
Hierdoor is dit Evangelie bij uitstek het Evangelie voor DE LAATSTE DAGEN, de tijd dus waarin wij nu leven, de tijd waarin God Zijn Gemeente, althans voorlopig een deel ervan, reeds hier op aarde, zal vervullen met Zijn VOLMAAKTHEID, namelijk Zijn BRUIDSGEMEENTE (zie Openb. 12:1, 14:5, Ef. 5:27, 1 Petr. 1:3-5).
Het is daarom niet verwonderingwekkend dat Johannes, nadat hij Jezus heeft geïntroduceerd als de geïncarneerde (d.i. de mens- of vleesgeworden) LEVENDE ZOON VAN GOD (zie hoofdstuk 1), deze ZOON VAN GOD betrekt in een BRUILOFT (zie hoofdstuk 2:1-12).

Hoofdstuk 1: De zevenvoudige introductie van Jezus Christus
I. De eerste introductie: Jezus was voor Zijn vleeswording Gods Woord; Hij was bij God en was God.
Vers 1-2: “In het begin (van de Schepping) was het Woord (er reeds), en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit (Woord) was van het begin af aan bij God”.
Jezus was en is en zal (altijd) zijn het UITGEDRUKTE BEELD VAN GODS ZELFSTANDIGHEID (zie Hebr. 1:3), DE ENIGGEBOREN ZOON VAN DE VADER (zie Joh. 1:14 + 18, 3:16 + 18), voortgekomen uit de EEUWIGHEID van het verleden; het zichtbare Deel van de ONZIENLIJKE GOD (zie Kol. 1:15, Joh. 1:18); de EERSTGEBORENE van al Gods kinderen (zie Rom. 8:29). En Gods kinderen verkrijgen hun kindschap doordat zij leden zijn geworden van Zijn Lichaam (zie Ef. 1:23). En Jezus is, na Zijn ZOENDOOD, ten behoeve van de mensen, als Hoofd van de Gemeente en als Hogepriester, gezeten aan de rechterhand van God (zie Hebr. 1:3, Filip. 2:9-11, Openb. 5:6, Dan. 7:13-14).

II. De tweede introductie: Jezus was de Schepper van hemel en aarde.
Vers 3: “Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder het Woord is geen ding gemaakt, dat gemaakt is”.
Jezus was ook de Schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen (de wereld van de engelen – zie Hebr. 1:10); Die in het begin, met de Vader en de Geest, hemel en aarde schiep als de 2de Openbaringsvorm van de Godheid (zie Gen. 1:1), als het UITGESPROKEN WOORD VAN GOD (zie Ps. 148:1-6), Die door Zijn UITGEZONDEN GEEST werkt (zie Ps. 104:30, Openb. 5:6).

III. De derde introductie: Jezus is onze van God gegeven Zaligmaker.
Vers 4: “In het Woord was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen”.
Jezus is de voor de mens UIT DE DOOD OPGESTANE HEER UIT DE HEMELEN en is aan de mens door de Vader gegeven als zijn/haar Licht en Leven (zie Joh. 11:25), als zijn/haar ENIGE ZALIGMAKER (zie Hand. 2:36, 4:12, 5:31, 1 Tim. 2:5).

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen,
KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009.
KLIK HIER

.

dinsdag 10 augustus 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 4

-





Deel 1:
De doop met de Heilige Geest








Geraffineerde excuses die een schijn van waarheid hebben

“De doop met Gods Geest zal een te grote verantwoordelijkheid van mij eisen”
Soms treffen wij mensen aan, die, na een gesprek met hen te hebben aangeknoopt, blijk geven wel te geloven in deze wondervolle gave van God, maar die, zoals ze zeggen, de verantwoordelijkheid, die God dan van hen eist, niet durven dragen. Deze mensen zijn er van overtuigd, dat de doop met de Heilige Geest van hen te veel zal vragen en wel in de zin, dat zij daarna te veel zullen moeten prijsgeven. In de regel beëindigen zij het gesprek met: “Dit is dan ook de reden, waarom ik niet durf te bidden om de doop met de Heilige Geest. Als ik vervuld zou worden met Gods Geest, zou daarna de kans groter zijn om tegen Hem te zondigen.”
Degene, die zo spreekt, is er zich nauwelijks van bewust, dat zo’n excuus hem of haar wordt ingegeven door de duivel.
Deze categorie christenen zijn blind voor het feit, dat het Gods wil is, dat ALLE christenen rein en heilig zullen leven, want zonder heiliging zullen wij God niet zien.
Hebreeën 12:14 (HSV): “Jaag de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Here zien zal.”
Ongeacht uw kerk (d.i. uw kerkelijke gezindte) of uw groepering/richting (d.i. een geestelijke stroming buiten de officiële kerken), of u nu voorganger bent of niet, God vraagt van u dat u een rein en heilig, dat is een afgezonderd leven leiden zult. Dikwijls ziet men Gods eis om afgezonderd, afgescheiden van de wereld te leven, over het hoofd.
De Here God zelf maakte scheiding tussen Zijn volk en de Egyptenaren. Lees hiervoor Exodus 12.
Christenen zijn pelgrims, die weliswaar nog in deze wereld vertoeven, maar zelf niet meer VAN deze wereld zijn (zie Joh. 17:16).
God houdt er geen twee klassen van christenen op na. Het is niet zo, dat er één klasse is, die werelds mag zijn en die doen mag al wat zij wil en daarnaast een andere klasse, die naar de Goddelijke voorschriften van de Bijbel leeft. De Heilige Geest leert ons: “En wordt niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (SV: gemoed), om te kunnen onderscheiden wat de wil van God is, namelijk het goede en welgevallige en volmaakte” (Rom. 12:2, HSV). En eveneens:
“Heb de wereld niet lief en ook niet wat in de wereld is. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem” (1 Joh. 2:15, HSV). “En als u Hem als Vader aanroept, Die zonder aanzien van de persoon naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in de vreze des Heren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap (op aarde) (1 Petr. 1:17, HSV).
Menigeen denkt dat het mogelijk is om Gods goede, welbehaaglijke en volmaakte wil te leren kennen in een onbekeerde staat. De Bijbel leert ons echter onomwonden, dat wij eerst Zijn Stem moeten gehoorzamen, onszelf moeten onderwerpen aan de uitspraken van Zijn Woord en dat dan Zijn heilige wil aangaande ons verdere leven in die vernieuwde levensstaat zal worden gekend. Prijst God!
Naar de mate van de verantwoordelijkheid, die wij moeten dragen, ontvangen wij van God genade. Nog nooit heeft God iemand gevraagd om iets voor Hem te doen zonder hem daartoe de kracht en de wijsheid te geven. De voorbeelden in de Bijbel en die in het leven, waarin wij nu staan, zijn legio. Wat dunkt u, heeft God geen macht om verdrukkingen te doen verkeren in menigvuldige zegeningen? Door Zijn wil te doen, ontvangen Zijn kinderen nog meer zegeningen! God zal u en ieder ander nooit vragen om iets voor Hem op te geven, tenzij dat iets niet goed voor u en die ander(en) is. Indien onze wil zich schikt naar Gods wil, zal de Heilige Geest ons die wil helpen volbrengen, Hij schenkt immers de kracht en de macht voor de dienst des Heren en ook de kracht om te overwinnen. Halleluja!
Alle christenen die godzalig willen leven zullen vervolgd worden (zie 2 Tim. 3:12). Juist daarom hebben wij die wonderbaarlijke Pinksterkracht (d.i. de kracht van Gods Heilige Geest, zoals geopenbaard in Handelingen 2) nodig. Het is de kracht die ons in staat stelt om, zelfs onder de heftigste vervolgingen, God te blijven loven en prijzen en wel zo, dat onze lofzangen tot in het Paradijs opstijgen! Glorie voor Jezus! Paulus en Silas hadden – door de Heilige Geest in hen – de kracht om Hem te (blijven) loven en prijzen, terwijl zij opgesloten zaten in de gevangenis (zie Hand. 16:23-25).
Wat de vrees betreft dat men, indien men gedoopt zou zijn met Gods Geest, des te eerder zou kunnen zondigen tegen Gods Geest, dient te worden opgemerkt, dat men in deze een absoluut verkeerde voorstelling van zaken heeft. Het is fout om te denken dat wanneer een christen vervuld wordt met Gods Geest, hij of zij dan de kans loopt om de zonde tegen de Heilige Geest te begaan. Laat mij u maar direct vertellen, geliefde lezer, dat IEDER MENS zondigen kan tegen de Heilige Geest, ook al heeft hij of zij de doop met de Heilige Geest niet ontvangen. Toen Jezus in Mattheüs 12:32b voor deze zonde waarschuwde, sprak Hij tegen de Farizeeën. Maar… de Farizeeën waren toch nog nooit gedoopt met Gods Heilige Geest. Jezus zei: “maar wie tegen de Heilige Geest spreekt”, “maar wie” wil zeggen “wie maar ook”. Dit woord betreft dus allen die zich op deze wijze bezondigen. In het Bijbelse geval was dit woord in het bijzonder gericht tegen de Farizeeën, die schijnheilig waren. Het is dus mogelijk dat een schijnheilige (d.i. een hypocriet of huichelaar) tegen de Heilige Geest zondigt. Daarom staat er geschreven: “Wee u, Schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u reist zee en land af om één proseliet (d.i. één bekeerling tot het Jodendom) te maken, en als hij het geworden is, maakt u hem een kind van de hel, tweemaal meer dan u bent.” (Matth. 23:15, HSV).
Ook iedere broeder en iedere zuster in het geloof kan deze onvergeeflijke zonde begaan, want er staat geschreven: “Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, dan zal hij tot God bidden, en Hij zal hem het leven geven, namelijk aan hen die niet zondigen tot de dood. Er is een zonde tot de dood; daarvoor zeg ik niet dat hij zal bidden.” (1 Joh. 5:16, HSV).
Ja, IEDEREEN kan de grens overschrijden! “Zie erop toe dat NIEMAND achteropraakt in de genade van God, en dat er geen enkele wortel van bitterheid opschiet en last veroorzaakt zodat daardoor velen besmet worden. Laat NIEMAND een hoereerder zijn of een onheilige, zoals Ezau, die voor één enkele maaltijd zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want u weet dat hij ook daarna, toen hij de zegen wilde erven, verworpen werd. Want hij vond geen plaats van de berouw, hoewel hij die vurig en met tranen zocht.” (Hebr. 12:15-17, HSV). Op dezelfde wijze kan een IEDER, die God heeft gekend, wel eens te vèr gaan, waardoor hij of zij een goddeloze geest ontvangt! (zie Rom. 1:21-28).
Deze groep van mensen hebben geen andere zonde begaan dan God ongehoorzaam te zijn. Hoe gevaarlijk is het om in deze fatale zonde te volharden!
De Heilige Geest komt in ons leven om ons terecht te wijzen, te overtuigen of te veroordelen. Hij (d.i. Gods Geest),
in ons gekomen zijnde leidt ons in ALLE WAARHEID. Hoe zullen wij anders de Goddelijke maatstaf van goed en kwaad kennen? En hoe kunnen voortgaan in de gerechtigheid van God?
Johannes 16:8 (HSV): “En als Die (de Here Jezus sprak van de Heilige Geest) gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel.”
Als de mensen Hem (d.i. Gods Geest, de Heilige Geest) bedroeven en wel op zo’n wijze, dat Hij Zich volkomen terugtrekt uit hun leven om nooit meer tot hen terug te komen, om hen nooit meer de Weg te wijzen, dan worden deze mensen, wie en wat ze ook zijn, als BRUTE BEESTEN ZONDER GEWETEN!
1 Timotheüs 4:1-2 (HSV): “Maar de Geest zegt uitdrukkelijk dat in de laatste tijden sommigen afvallig zullen worden van het geloof en zich zullen wenden tot misleidende geesten en leringen van demonen, door huichelarij van leugensprekers, die hun eigen geweten als met een brandijzer hebben toegeschroeid.”
Sinds God ons heeft bevolen om “ons niet tegen de Heilige Geest te verzetten” (zie Hand. 7:51, HSV), om “de Heilige Geest niet te bedroeven” (zie Ef. 4:30) en om “de Heilige Geest in ons niet uit te blussen” (zie 1 Thess. 5:19), verkeert u juist in een groter gevaar als u volhardt in het niet gehoorzamen van Gods gebod: word vervuld met de Geest (Ef. 5:18). U haalt uw eigen oordeel over u, indien u Gods ordinantie (d.i. voorschrift of eis) wederstaat!

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys

maandag 9 augustus 2010

Boekbespreking 14: Arendsvleugelen

.
Een Bijbelstudie van Bijbelleraar C.J.H. Theys,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

De kracht van God
Wij zullen vandaag onder de loupe nemen wat de Schrift verstaat onder “arendsvleugelen”. Het eerste punt wat wij willen weten, is: wat is de betekenis als wij in de Bijbel lezen van deze arendsvleugelen?
• Deze vleugelen doelen op de kracht van God, als de Heilige Geest Zelf.
• Het is ook de kracht van God, werkende in Gods kinderen. Let op, niet zomaar in mensen, neen, het is Gods kracht werkende in Zijn heiligen hier op aarde.
Onder deze twee punten zijn de arendsvleugelen te brengen. In Exodus 19 vers 4 lezen wij hetgeen God gezegd heeft tot Mozes: “Gijlieden hebt gezien, wat ik de Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der arenden gedragen en u tot Mij gebracht heb”. Hier is een beeldspraak, door God Zelf gebruikt, waarmee God wil beduiden, dat dit volk Israël verlost is geworden uit ballingschap, uit gevangenschap, uit slavernij, door de kracht van God, door de Heilige Geest Zelf, Die alzo heeft gewerkt in het leven van Gods kinderen. Wij lezen verder in Deuteronomium 32 vers 11-12: “Gelijk een arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn vleugelen uitbreidt, ze neemt en ze draagt op zijn vlerken; zo leidde hem de Here alleen, en er was geen vreemde god met hem”. In deze twee verzen geeft God de verdere verklaring van wat Hij tegen Mozes eerder gezegd had. De Here alleen heeft Zijn volk uitgeleid en tot Zich gebracht, zoals een arend het doet met zijn eigen jongen. In Openbaring 4 vers 7 lezen wij onder andere van het vierde dier, dat wordt beschreven als een vliegende arend. En wij weten, dat in deze vier dieren de uitbeelding plaats heeft van de volheid die wij vinden in de Here Jezus Christus. Zij typeren niet alleen wat wij kennen als de uitbeelding van ons vierzijdig Evangelie, maar zij zijn typerend voor de volheid die er is in de Here Jezus Christus, waarvan wij ook in de vier Evangeliën een uitbeelding vinden, namelijk in die bedieningen, die hoedanigheden, die wij later nader onder ogen zullen zien. Tot zover wat betreft de kracht van God Zelf, door de Heilige Geest.
Nu willen wij onderzoeken wat de Bijbel zegt over deze kracht, zich openbarende in Gods kinderen.

De kracht van God, werkende in Zijn heiligen
In Zijn profetische rede zegt de Here Jezus Christus: “Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst (of wederkomst) van de Zoon des mensen wezen. Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden (Matth. 24:27-28). De Here spreekt hier eigenlijk van dat, wat wij kunnen verstaan onder de verzoening. Het dode lichaam is het lichaam van onze Here Jezus Christus, dat voor ons werd gekruisigd. In Zijn sterven lag de verzoening van (en voor) ons. Prijst God! En rondom de verzoening van Jezus Christus daar zullen de arenden, de kinderen Gods, zich scharen. Daar is geen andere pleitgrond voor ons, dan de verzoening die Hij voor ons gekocht heeft, betaald met Zijn eigen Bloed. Lukas 17 vers 37 bevestigt het één en ander voor ons: “En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Here? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden”. De arenden zijn de heiligen. En dit is dus de slotconclusie op het antwoord van de Here met betrekking tot de vermisten, van welke Hij in het voorgaande spreekt. Als wij beginnen bij vers 34, dan zegt Hij daar: “In die nacht zullen twee op één bed zijn, de één zal aangenomen, de ander zal verlaten worden”. Onderstreep het woord “aangenomen”. Dit is GEEN opgenomen worden. Aanname is tot zich nemen en dat zal een gebeuren hier op aarde zijn. Opname ligt in het verticale vlak. Hier wordt de aanname geduid van hen die straks uitgeleid worden in de woestijn (zie Openb. 12:6 en 14). Zij zijn de zgn. vermisten, zij behoren tot de Bruid. Om tot dit Lichaam te behoren, moeten wij allen jagen naar de heiligmaking, anders is het onmogelijk. Zij zijn gekomen tot de volmaaktheid in Christus. Dat wil zeggen, straks in de woestijn – zo is mijn persoonlijke overtuiging en geloof – is er natuurlijk een diepere, verdere scholing in Christus. Maar als dit gebeurt dan moeten zij al staan in dat wondervolle teken van de volmaaktheid in Christus. En let op, dit ingrijpen van dat heiligingsleven gaat tot in het huwelijksleven toe! En niet alleen in het huwelijksleven, ook in het maatschappelijke leven. Het dringt door tot geheel het menselijk bestel, alles waarbij de mens betrokken wordt hier op aarde. Tot zelfs het huwelijksleven, daarin zal de scheiding plaats vinden. God kent de Zijnen. Al houdt u nog zoveel van elkaar, u zult moeten komen tot dit punt waarop God u boven alles en allen is. Wanneer wij de Here Jezus Christus liefhebben ‘meer dan alles en boven allen’, alleen dan kunnen wij verder en dieper geleid worden. Zolang er nog iets is in ons leven, dat wij meerder achten dan Hem, wat dus tussen Hem en ons komt te staan, zolang zijn wij nog gebonden, zolang leven wij nog niet in de vrijheid waarmee Hij de kinderen Gods heeft vrijgemaakt.
Als de Zoon des mensen u heeft vrijgemaakt, zegt Gods Woord (in Joh. 8:36), dan zijt gij waarlijk vrij. Vrij van alles. En niet om wederom gebonden te worden, in welke vorm of gedaante ook. Wij worden innerlijk vrijgemaakt.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen,
KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-8-2009, KLIK HIER Zie vooral ook het “In memoriam”.