zondag 24 oktober 2010

Geprofeteerde vernieuwing van het geloof

.













De grote behoefte
Algemeen in onze dagen is het verlangen naar een sterk en vast geloof. De opwekkingsgolven (zoals aan het begin van de 20ste eeuw) zijn sinds lang niet meer dan enige rimpelingen in het water. Even koud en zakelijk als de gehele tegenwoordige maatschappij is, is ook de geloofsbeleving – voor zover daar dan nog van gesproken kan worden – van vele christenen. De Geesteswerkingen van weleer hebben veelal plaats moeten maken voor menselijke regelingen; en de “openbaringen” die sommigen ontvangen, hebben opvallend zelden te maken met verdieping van de kennis van het Woord van God (de Bijbel). De eenzijdigheid, die een tijdverschijnsel geworden is, viert hoogtij en heeft in de christelijke Gemeente al in vele gevallen de proporties van “valse leer” aangenomen. Levende in een tijd waarin hoegenaamd geen waarachtig geestelijk leven meer gekend wordt (wel veel “kunstmatig” en “schijnbaar” geestelijk leven) en in een wereld die aan onzekerheden en onoplosbare problemen ten onder dreigt te gaan, verlangt het waarachtige kind van God naar een krachtdadige VERNIEUWING van het geloof. Even sterk als het waarachtige kind van God uitziet naar een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest. Alle tegenwoordige omstandigheden hebben VERNIEUWING van het geloof tot dè grote behoefte gemaakt.

Geloofsvernieuwing en opwekking
Het verlangen naar de verkwikkende wateren van de Heilige Geest wordt op krachtige wijze onder woorden gebracht in de 42ste Psalm. Deze welbekende psalm zouden wij kunnen noemen: “een lied van de Gemeente der laatste dagen”. Eigenlijk is het, gelijk zoveel psalmen, een profetische psalm. Zij geeft ons een indruk van het leven en de strijd van de Gemeente van de eindtijd. Met andere woorden, zij geeft ons een beeld van ònze situatie, want de tijd van de laatste dagen is reeds ingegaan. Opmerkelijk is dat de verkwikking, waarom in deze psalm gebeden wordt, voorafgegaan wordt door een VERSTERKING. Nog voordat de psalm teneinde is, blijkt het geloof van de psalmist krachtig te zijn vernieuwd. Tot tweemaal toe lezen wij:
“Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven…” (Ps. 42:6 en 12, HSV).
Wij ontvangen hier de zekerheid dat, ook al is Gods tijd voor een zeker iets nog niet daar, God Zich op het gebed uit een waarachtig en oprecht hart altijd openbaart. Tevens vinden wij hier een aanwijzing, dat de geprofeteerde Spade Regen-opwekking[1] van de laatste dagen voorafgegaan zal worden door een krachtige VERNIEUWING van het geloof – in de Gemeente des Heren. Wij zullen straks nog een andere Schriftplaats noemen, die deze gedachte ondersteunt. Maar eerst zullen wij Psalm 42 aan een nader onderzoek onderwerpen en haar in profetisch licht bekijken.

Beschouwing van Psalm 42
1. Voor de koorleider, een onderwijzing van de zonen van Korach.
2.
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
3. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen?
4. Mijn tranen zijn mij tot brood, dag en nacht, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
5. Hieraan denk ik, en ik stort mijn ziel in mij uit: hoe ik meeging in de stoet en met hen optrok naar Gods huis, terwijl vreugdezang en lofliederen klonken: een feestvierende menigte.
6.
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven voor de verlossende daden van Zijn aangezicht.
7. Mijn God, mijn ziel buigt zich neer in mij, daarom gedenk ik U vanuit het land van de Jordaan en de Hermonbergen, vanuit het laaggebergte.
8. Watervloed roept tot watervloed, terwijl Uw waterkolken druisen; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengeslagen.
9. Maar de HERE zal overdag Zijn goedertierenheid gebieden; ‘s nachts zal Zijn lied bij mij zijn, een gebed tot de God van mijn leven.
10. Ik zal zeggen tegen God: Mijn Steenrots, waarom vergeet U mij? Waarom ga ik in het zwart, onderdrukt door de vijand?
11. Als een doodsteek gaat mij door merg en been het gehoon van mijn tegenstanders, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God?
12. Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is mijn Verlosser en mijn God.
(HSV)

Is er enige grond voor om deze psalm een “lied van de Gemeente der laatste dagen” te noemen? Laten wij, om deze vraag te beantwoorden, een korte verklaring van de eerste zes verzen geven:
Vers.2 is een uitdrukking van het verlangen van de Bruidsgemeente naar de “wateren van de Geest” (de Spade Regen-opwekking)[2]. Het verlangen naar een zodanige openbaring van God wordt “dorsten naar God” genoemd (zie vers 3).
Vers.3 heeft als kernwoord “wanneer? en geeft aan, dat de Bruidsgemeente een WACHTENSTIJD zal moeten doormaken (vergelijk Matth. 25:5).
Vers.4 toont ons dat er DROEFHEID zal zijn in/bij de Bruidsgemeente over uitblijvende verkwikking en tegelijk, dat zij STRIJD zal hebben in de wereld. Verdrukking en vervolging zal haar deel zijn, zoals ook vers 11 leert. Van die droefheid die voorafgaat aan de uitstorting van de Heilige Geest (het “wederom zien van Jezus”) sprak ook Jezus in Johannes 16:20 en 22 en ook Hij wees op het samengaan ervan met de verdrukking in de wereld (zie Joh. 16:33). Vergelijk ook Hooglied 5:7 (zie het artikel “De slaap des oordeels” uit de Tempelbode van maart 1981)[3].
Vers.5 kan worden beschouwd als de terugblik van de Bruidsgemeente op voorbijgegane tijden van opwekking (die van het “uitgaan, de Bruidegom tegemoet” – zie Matth. 25:1, SV).
Vers.6 is de weerslag in woorden van de gereedmaking van de Bruidsgemeente door VERNIEUWING VAN HET GELOOF.
Hoe duidelijk worden in deze psalm het leven en de strijd van de Gemeente van de laatste dagen weergegeven!

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

H. Siliakus[4]

[1] Zie eventueel het artikel “De ‘Spade Regen opwekking’” op ons Weblog van 24 april 2010.
[2] Zie noot 1.
[3] Deze (korte) studie staat nog niet op ons Weblog vermeld, maar kan – via
info@eindtijdbode.nl – GRATIS aangevraagd worden.
[4] Uit “De Tempelbode”van december 1981. Enigszins bewerkt door A. Klein.


zaterdag 23 oktober 2010

Boekbespreking 19: Het Boek Daniël, deel 1 – hoofdstuk 1 t/m 3


Een Bijbelstudie van Bijbelleraar C.J.H. Theys,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.




Historische inleiding:

Het Boek Daniël is een heel belangrijk Boek in de Bijbel. Zonder dit Boek zijn vele dingen uit het Boek Openbaring niet te verstaan. Maar omgekeerd zijn ook vele dingen in het Boek Daniël niet te verstaan zonder de verklaring in het Boek Openbaring. Het Boek Daniël spreekt van de dingen, die behoren tot ‘de tijd van het einde’.
Om de omstandigheden te verstaan, waarin Daniël, zijn vrienden en zijn volk verkeerden, is een korte historische inleiding noodzakelijk. Wij zullen dan verstaan, hoe Daniël in Babylonische ballingschap terecht is gekomen, en wat God zoal jegens zijn volk heeft toegestaan. Slechts een deel van het ganse volk van Israël ging in Babylonische ballingschap, namelijk: Het “huis van Juda”, bestaande uit de stammen Juda en Benjamin.
De 12 stammen van Israël hebben sinds Jozua in Kanaän gewoond. De eerste tijd werden zij door richteren geregeerd, later door koningen. Saul, David en Salomo zijn de enige koningen geweest, die over alle 12 stammen geregeerd hebben. Na de dood van Salomo viel het koninkrijk in twee delen uiteen; het werd verdeeld onder Rehabeam en Jerobeam. Vanaf die tijd werden, in het Goddelijk raadsplan van verlossing, 10 stammen tezamen gekend als “Israël”, de andere 2 (overige) stammen vormen tezamen “Juda”. Vanaf dat ogenblik kennen wij dus niet meer het onverdeelde koninkrijk Israël, maar onderscheiden wij 2 koninkrijken, namelijk:
1. h
et koninkrijk Israël, met als hoofdstad Samaria, en
2. het koninkrijk Juda, met als hoofdstad Jeruzalem.
Gods Woord spreekt in dit verband ook verder van twee “huizen”:
1. het “huis van Juda” en
2. het “huis van Israël”.
Wie deze twee in de Bijbel, wat hun verdere historie en profetie betreft, niet uit elkaar houdt – tot op de huidige dag zijn zij nog verdeeld – zal nooit komen tot het rechte (d.i. juiste) verstaan van de ontwikkelingen en vervulling van die profetieën in deze laatste dagen van de tijdsbeding, waarin wij leven.
Men ziet mensen thans deze fout maken: Zij houden zich bezig met dat “Israël”, dat zich thans in Palestina gevormd heeft; zij staren zich blind op het “Beloofde Land”. Zij zien DIT “Israël” als “Gods volk”, zoals het in de Bijbel genoemd wordt. DIT IS ECHTER NIET WAAR! Deze mensen houden geen rekening met het feit dat God het koninkrijk, vanwege de zonden van Salomo, in het “huis van Juda” en het “huis van Israël” uiteen heeft doen vallen.

De ballingschap van het “huis van Israël”
Laat mij beginnen met de ballingschap van de 10 stammen, met die van het “huis van Israël”.
Deze 10 stammen gingen in ongeveer 721 voor Christus in ballingschap. Koning Salmaneser van Assyrië belegerde Samaria en nam de stad in. Toen werden ALLE 10 stammen gevankelijk (d.i. als gevangenen) weggevoerd (zie 2 Kon. 17:6-18, deze tekst is in de studie zelf voluit vermeld). Vers 18: De HERE was zeer toornig op Israël, zodat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht. Er bleef niets over dan alleen de stam van Juda.”
Uit 2 Koningen 17:1-2 blijkt, dat het zondige leven van Hosea, de koning van Israël, “de druppel” was, die bij Israël “de emmer had doen overlopen”: “In het twaalfde jaar van Achaz, de koning van Juda, werd Hosea, de zoon van Ela, koning over Israël in Samaria en hij regeerde negen jaar. Hij deed wat kwaad was in de ogen van de HERE,...”
Door het zondige voorbeeld van hun koning volhardde Israël in hun zondige wandel. Wij zien zoiets ook in deze dagen. Als een voorganger in zonde en ongerechtigheid leeft, krijgt men een terugslag op de Gemeente; ook deze komt tot een leven van afval. Zo’n voorganger sterft een geestelijke dood en als gevolg hiervan ook de Gemeente… Gods Geest kan niet wonen in zo’n Gemeente. De Here Jezus sprak over de Geest als over “Stromen van LEVEND Water”… Dit duidt op volheid van leven en van activiteit. Dit wordt alleen gevonden, waar Gods kinderen willen leven in gehoorzaamheid aan het Woord van God; een gehoorzaamheid, die zich niet alleen uit in woorden, maar ook in daden. Vele van Gods kinderen in deze dagen zeggen, net als Israël destijds tegen Mozes: “Wij zullen dit allemaal doen”, maar de DAAD blijft uit!

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie (deel 1) wilt lezen, KLIK HIER.

Zie eventueel ook nog:
"Het Boek Daniël, deel 2, hoofdstuk 4 t/m 8" en/of "Het Boek Daniël, deel 3, hoofdstuk 9 t/m 12"

A. Klein

NOOT:
Deze studie is – helaas – een al wat oudere (gescande) Bijbelstudie, die nog met een ouderwetse typemachine is uitgetypt! Reden: Het ontbreekt mij helaas aan genoeg tijd om op korte termijn aan het uittypen en bewerken van deze – inhoudelijk – waardevolle studie te beginnen. Het is echter wel een ZEER UITGEBREIDE en BOEIENDE studie van het Bijbelboek Daniël, die m.i. zeer de moeite van het lezen waard is. De studie is, vooral vanwege de lengte, in 3 delen geplaatst.
In deze studie wordt ‘VERS voor VERS’ uitleg gegeven over de diep-geestelijke inhoud van dit boeiende, maar voor velen moeilijk te begrijpen Bijbelboek. Ik spreek de hoop uit dat ook de inhoud van deze (nog ONbewerkte) studie voor velen tot geestelijke zegen mag worden.

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-8-2009, KLIK HIER Zie vooral ook het “In memoriam”.

zondag 10 oktober 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 6

.



Deel 2:
De Gaven of Manifestaties van de Heilige Geest






Een woord vooraf van de schrijver
Dit woord vooraf is bestemd voor alle christenen die de vervulling met de Heilige Geest kennen en met mij “streven naar het bezit van de geestelijke gaven” (zie 1 Kor. 14:1).
De wereldwijde geestelijke opwekking, die wij nu beleven[1] – wij, “tot wie het einde van de (huidige) wereld gekomen is” (1 Kor. 10:11b, HSV) – dringt mij om langs deze weg een beroep te doen op uw tijd, uw natuurlijke gaven en krachten om deze alle in dienst te stellen van de Meester, om zodoende gewend te raken aan de omgang met Hem, Die machtig is ook u de ogen te openen voor een dieper geestelijk leven door Zijn Geest.
Nog niet allen zijn doordrongen van het besef, dat in deze ‘tijdsbedeling van genade’[2] – het tijdperk van de Gemeente en van de Heilige Geest (van in totaal 2000 jaar) – deze kostbare gaven van de Geest worden geschonken aan de Gemeente, als zijnde het Lichaam van Christus!
Jezus heeft maar één “Lichaam” en geen twee (zie 1 Kor. 12). Als Hij alleen maar een deel van Zijn Gemeente deelachtig zou doen worden aan het bovennatuurlijke en het ander deel daarvan verschoond zou doen blijven, zou Hij Zich schuldig maken aan “aanzien des persoons”. Maar… dit is ONmogelijk (bij God)! Onderzoekt u maar eens: 2 Samuel 12:14, Leviticus 19:15, Lukas 20:21, Galaten 2:6 en Romeinen 2:11.
Hij wil, dat wij het volgende zullen weten en verstaan: “Er is VERSCHEIDENHEID VAN genadeGAVEN, maar het is DEZELFDE Geest. Er is VERSCHEIDENHEID VAN BEDIENINGEN, en het is DEZELFDE Here. Er is VERSCHEIDENHEID VAN WERKINGEN, maar het is DEZELFDE God, Die alles in allen werkt” (1 Kor.12:4-6, HSV).
Vóór alles moeten wij geestelijk georiënteerd zijn om deze manifestaties van Gods Geest te verstaan. En laten wij vooral niet uit het oog verliezen dat de Here zegt: “aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander” (zie 1 Kor. 12:7, HSV). Voor de jaloezie, die in de Gemeente èn in het individuele leven van de gelovigen zo vaak wordt geconstateerd, is er dus geen plaats!
In dit schrijven heb ik naar voren gebracht, wat mij in deze materie – door de onderwijzing van de Heilige Geest – duidelijk is geworden. Ik ben ervan overtuigd dat allen die deze ‘studie’ biddend lezen – vrij van vooringenomenheid en van kritiek – door de Geest van God zullen worden geleid, en wel zó, dat ook zij een diepere openbaring zullen ontvangen van deze hoogst belangrijke zaken van Gods Koninkrijk, tot Jezus’ eer.
Moge de Here Jezus Christus u en mij, al de weg, Zijn onmisbare zegen schenken om als “leden” van Zijn “Lichaam” dienstbaar te zijn. Dit is mijn oprechte bede…
“Streef dus naar de beste genadegaven. En ik wijs u een weg die dit alles nog overtreft (SV: IJvert naar de beste gaven en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is)” (1 Kor.12:31, HSV).

Hoofdstuk 6 (het 1ste hoofdstuk van deel 2)

Geestesdoop en Geestesgaven
In Gods Bijbel lezen wij zowel van de “doop” met de Heilige Geest, als van de “gaven” van de Geest. Heb ik aan de eerste een woord gewijd (zie deel 1 van deze studie), zo moet ik dit ook aan de tweede doen. Doop met de Geest en Geestesgaven zijn niet te scheiden. Met deze onomstotelijke waarheid voor ogen richt ik eerst het woord tot hen, die nog zoeken naar de Geestesdoop.
Laat het u gezegd zijn, dat u allereerst moet BLIJVEN volharden in het zoeken naar de doop met de Heilige Geest en dat u zich NIET moet uitstrekken naar de gaven van de Geest! Zonder de Gever van die gaven – en Die (Gever) is nog altijd de Heilige Geest Zelf – kan er GEEN MANIFESTATIE zijn van die gaven. Net zoals er (in het natuurlijke leven) slechts kokosnoten groeien aan een kokospalm en appels aan een appelboom.
Er zijn (gelovige) mensen die geloven dat deze Geestelijke gaven uitsluitend zijn weggelegd voor hiertoe uitverkoren mensen, die van nature al geschapen zijn met bepaalde talenten en vanwege de omgeving waarin zij opgegroeid zijn, die een bepaalde opvoeding en bepaald onderwijs hebben genoten en die later in het leven een bepaalde positie hebben bereikt; kortom, deze (gelovige) mensen denken dus dat deze gaven uitsluitend worden gegeven aan welopgevoede en geleerde mensen. Maar, dit denkbeeld is ABSOLUUT verkeerd; God is immers geen aannemer van de persoon! Neen, dat is Hij in GEEN GEVAL! Want de Bijbel vertelt het ons en de praktijk van alle dag laat het ons zien!
Anderen beweren dat de Bijbel inderdaad van deze wonderlijke gaven van de Geest spreekt; maar, dat deze enkel en alleen bestemd waren voor de eerste eeuwen, omdat zij toen nodig waren om zielen te winnen voor Christus. Deze beide groepen van (gelovige) mensen raad ik aan om eerst de Bijbel goed te onderzoeken voordat zij met dergelijke visies voor de dag komen. Gods Woord is de ENIGE Bron waaruit geput mag, kan en moet worden, want daar is geen ander boek, dat ons het juiste licht kan schenken
aangaande alle zaken, die het Koninkrijk van God betreffen.

Gaven – Werkingen – Bedieningen
Laten wij de Geestesgaven, bedieningen en werkingen bezien in het licht van Gods Woord, want alleen in dit licht zal alles goed worden verstaan.
In 1 Korinthe 12:8-10 staat geschreven: “Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest; en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest; en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen.” (HSV)
Daar zijn dus 9 gaven van de Geest te onderscheiden, niet meer en niet minder! En sinds de Heilige Geest werd uitgestort en Hij Zijn gaven aan de Gemeente heeft geschonken, zijn ALLE LEDEN van het LICHAAM VAN CHRISTUS VERANTWOORDELIJK VOOR HET FUNCTIONEREN VAN DEZE GAVEN! Voor de overzichtelijkheid volgen deze 9 gaven nog eens en nu puntsgewijs:
1. De gave van HET WOORD van WIJSHEID,
2. De gave van HET WOORD van KENNIS,
3. De gave van HET GELOOF,
4. De gaven van GENEZINGEN,
5. De gave van WERKINGEN van KRACHTEN,
6. De gave van PROFETIE,
7. De gave van HET ONDERSCHEIDEN van GEESTEN,
8. De gave van ALLERLEI TALEN,
9. De gave van UITLEG van TALEN.
Juist omdat al deze 9 gaven bovennatuurlijk zijn, zullen zij dus alleen maar in werking kunnen treden door DE BOVENNATUURLIJKE MANIFESTATIE van Gods Geest.
Daar is “verscheidenheid van genadeGAVEN, maar het is dezelfde Geest” (zie 1 Kor. 12:4) en “al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil” (1 Kor. 12:11, HSV). Ik vraag direct alle aandacht voor het feit, dat het de Heilige Geest is (Gods Geest wel te verstaan), Die uitdeelt. Nogmaals: Hij alléén doet dit en AAN EEN IEDER ZOALS HIJ WIL! Met deze positieve uitspraak in de Schriften worden alle mensen, behorende tot de zojuist gesignaleerde groeperingen, terechtgewezen!
Al deze Geestesgaven zijn gegeven aan de Gemeente van Jezus Christus, Zijn Lichaam; de WERKINGEN zijn dus ook ten behoeve van dat Lichaam en NIET VOOR DE ENKELING, het (gemeente)lid.
Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.” (1 Kor. 12:6, HSV). ALLES werkt God dus in ALLEN, maar niet allen zullen het tegelijk verstaan, want: “Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander” (1 Kor.12:7, HSV).
Daar is nòch in deze GAVEN, nòch in de BEDIENINGEN ervan, noch in de WERKINGEN ervan enige verandering gekomen. Hoe zou dit ook kunnen? Jezus Christus is immers Dezelfde: “gisteren, heden, en tot in eeuwigheid” (zie Hebr. 13:8). Hij is dus DEZELFDE in WOORD als in DAAD.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys

[1] Rekening houdend met het feit dat deze studie is geschreven rond 1960–1965.
[2] Deze (tijds)bedeling = De periode die de verhouding tussen God en mens NA Christus’ (1ste) komst aangeeft.

zaterdag 9 oktober 2010

Boekbespreking 18: ANDER nieuws over ISRAËL – De zoektocht naar de Israëlische identiteit van ALLE 12 stammen


Een artikel van A. Klein,
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

“Israël” als WOORD op zich
Voor degenen die dat niet weten of beseffen, het woord Israël heeft meerdere betekenissen:
1. Israël, de nieuwe naam voor Jakob. Zie o.a. Gen. 32:28 en 35:10.
2. Israël, het land, de huidige staat (ook wel Kanaän, Palestina of “het beloofde land” genaamd). Zie o.a. Gen. 12:5-7.
3. Israël, de huidige natie, het huidige volk.
4. Israël, de verzamelnaam voor alle 12 stammen van Israël, voortkomend uit de 12 zonen van Jakob (Jakob, die later – van God – de naam Israël kreeg – zie punt 1). Zie o.a. 1 Kon. 18:31, Joz. 4:5, 2 Kon. 17:34b.
5. Israël, het “GANSE huis van Israël” of “(GE)HEEL het huis van Israël, waarmee ook alle 12 stammen worden bedoeld. Zie o.a. Exod. 40:38, Lev. 10:6b, Ezech. 39:25.
6. Israël, het “huis van Israël”, waarmee – later in de tijd –de 10 ‘verloren gewaande’ stammen worden bedoeld. Zie o.a. Ezech. 39:22-29. Daarom dat er ook regelmatig in het oude Testament gesproken wordt van “de koning van Israël” en/of “de koning van Juda”. Het waren dus 2 koninkrijken.


Inleiding:
Misschien dat u denkt: “Waarom wordt dit bovenstaande vermeld? Dat weet toch iedereen die de Bijbel leest”. Ja, dat dacht ik zelf ook, daarom zal ik uitleggen waarom ik het toch heb vermeld. Het begon naar aanleiding van een brochure van Norbert Lieth van Zendingswerk Middernachtsroep – met de aansprekende titel: “Waarom juist ISRAËL?” – die ik ongeveer een jaar geleden onder ogen kreeg. Ik begon enthousiast te lezen, maar ontdekte al snel dat het WOORD “Israël” heel vaak wordt gebruikt – zoals natuurlijk te verwachten in een brochure met die titel, maar… – zonder dat er bij vermeld wordt in welke context ze het WOORD Israël bedoelen. Ook wordt er m.i. – al gelijk op de 1ste bladzijde – gesuggereerd dat alle Joden “Israël” zijn en “Israël” alle Joden. Toen ik de brochure, om die redenen, nader ging bestuderen bleek dat – in mijn ogen – niet alleen erg verwarrend over te komen (al kwam ik er zelf snel achter in welke context het WOORD bedoeld werd), maar daardoor zag ik ook DUIDELIJK een m.i. foute interpretatie … (ingekort).

Iedere Jood is een Israëliet, maar niet iedere Israëliet is een Jood.
Veel christenen denken bij Israël en/of Israëlieten aan de Joden en bij de Joden aan Israël en/of Israëlieten. Nu is dat op zich niet verkeerd, maar Israël bestaat – nog steeds – uit 12 stammen, ook al zijn er 10 stammen die men ‘verloren stammen’ noemt. Zelf spreek ik echter liever van de ‘verloren GEWAANDE stammen’, omdat je anders zou kunnen denken dat het verloren GEGANE stammen zijn. God weet echter wie tot deze (oorspronkelijke) stammen behoren en zelfs wie ze persoonlijk zijn, en als we ons er echt in willen verdiepen kunnen we er waarschijnlijk achterkomen of wij ZELF misschien tot (afstammelingen van) deze 10 ‘verloren gewaande’ stammen behoren. Als dit zo blijkt te zijn, dan zijn wij dus in letterlijke zin Israëlieten, nakomelingen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg – zie o.a. Gen. 32:28 en 35:10).
In geestelijke zin waren we ons – als het goed is – al bewust van onze “Israëlische identiteit”, tenminste als we – in en door Christus – besneden zijn naar het hart. Zoals vermeld in Romeinen 2 vers 29b, waar staat: “Maar hij is Jood (of – in deze – een Israëliet), die het in het verborgene is (d.i. in het innerlijk, in het hart), en dat is de (ware) besnijdenis, die van het hart is, naar de geest, niet naar de letter.” (HSV)
Bij (vermoedelijk) velen van ons zal straks echter blijken dat wij niet alleen in geestelijke zin tot “Israël” behoren, maar ook in letterlijke zin. Voor alle duidelijkheid wil ik dit nog wel – hopelijk ten overvoede – vermelden: In ieder geval zal (wat de Nieuwtestamentische gelovigen betreft) niemand behouden worden ZONDER geloof in Jezus en in Zijn offer – als verzoening voor onze zonden – aan het kruis. In die zin is er geen onderscheid tussen Jood en heiden (zoals wij o.a. ook kunnen lezen in Rom. 2:28-29, Gal. 3:26-29 en Ef. 2:11-16). Voor alle duidelijkheid: Dit geldt dus NIET voor de (oprechte) Oudtestamentische gelovigen.
Een conclusie die we in ieder geval nu al kunnen trekken is deze: Iedere Jood is weliswaar een Israëliet, maar niet iedere Israëliet is een Jood. De Joden zijn namelijk (afstammelingen) van de stam Juda (in het Duits komt dit beter naar voren, daar is het: “die Jude”) of van het “huis van Juda” (verzamelnaam voor de stammen: Juda, Benjamin en Levi).
We zullen – in dit vrij korte artikel – niet veel bewijzen voor alle argumenten aandragen, daar het anders een heel lang en, voor velen, misschien wel een te moeilijk verhaal zal worden. Degenen zich hier echter verder in willen verdiepen, kunnen wij aanraden om het boek “De geschiedenis van Kelto-Saksisch Israël” van W.H. Bennett te lezen. In het Engels (dus: niet in het Nederlands verkrijgbaar) is er ook nog het boek “Symbolen van ons Kelto-Saksische erfgoed” van dezelfde schrijver. Ook kan ik nog de – enigszins moeilijke – Bijbelstudie van H. Siliakus aanbevelen, een Bijbelleraar uit mijn vorige Gemeente, genaamd: “Wederom Mijn Volk” – over de lotgevallen van de beide Israëlvolkeren. (Voor meer over deze boeken, zie de vermeldingen aan het eind van dit artikel.)

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein
.