1 De aarde is van de HERE en al wat ze bevat, de wereld en wie er wonen.
2 Want Hij heeft haar gefundeerd op de zeeën en haar gevestigd op de rivieren.
3 Wie zal de berg van de HERE beklimmen? Wie zal staan in Zijn heilige (woon)plaats?
4 Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet richt op leugens en niet bedrieglijk zweert.
5 Hij zal zegen ontvangen van de HERE en gerechtigheid van de God van zijn heil.
6 Dat is het geslacht van hen die naar Hem vragen, die Uw aangezicht zoeken; dat is Jakob (het ware Israël [1]).
7 Hef uw hoofden op, o poorten, en verhef u, eeuwige deuren, zodat de Koning der ere kan binnengaan.
8 Wie is de Koning der ere? De HERE, sterk en geweldig, de HERE, geweldig in de strijd.
9 Hef uw hoofden op, o poorten, ja verhef ze, eeuwige deuren, zodat de Koning der ere kan binnengaan.
10 Wie is Hij, deze Koning der ere? De HERE van de legermachten, Hij is de Koning der ere.
(HSV)
Hier vraagt de psalmist: "Wie zal de berg van de HERE beklimmen?” (vers 3a). Het antwoord is: "Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet richt op leugens en niet bedrieglijk zweert" (vers 4).
De Here God heeft de aarde en de mens geschapen, maar helaas is de mens in de zonde gevallen. De duivel heeft de (voortwoekerende) kanker van de zonde in het wezen van de mens gebracht en heeft de mens zodoende tot een verloren schepsel gemaakt. Zonder de reddende hulp van de Almachtige is de gehele mensheid verloren. Wij hebben dus de reddende hulp van de Heiland nodig. Wij moeten Hem Zijn reddende werk in ons uit laten voeren. Wij moeten Hem in ons hart en wezen binnenlaten, opdat Hij dit werk in ons kan doen. Als wij dit in geloof doen, moet de duivel ons loslaten, omdat de Here Jezus hem en zijn zondemacht overwonnen heeft aan het kruishout op Golgotha. Deze overwinning moet aan de mensen worden geproclameerd om die, na hun persoonlijke bekering, in hun hart en leven door Hem te laten realiseren zodat zij, door het geloof in de kracht van Zijn overwinning, zelf overwinnaars worden over de zonde in hun hart, denken en leven. Zo moet de gehele mensenwereld uit de klauwen van satan worden gered, want God heeft die wereld geschapen en zij behoort dus God alleen toe. Laat ons bovengestelde vraag nogmaals bezien. Wie zal in Gods hemel mogen klimmen? Degene die:
In Jesaja 1 vers 18 staat:
2. laat ons samen rechten."
Hij vraagt van ons dus een daad van onze persoonlijke wil: wij moeten tot Hem komen, Hem zoeken en onze zonden belijden. Maar ook dit is NIET genoeg! Want in vers 7 van Psalm 24 staat geschreven: "Hef uw hoofden op, o poorten, en verhef u, eeuwige deuren (de poorten en deuren van uw lichaam, ziel en geest), zodat de Koning der ere KAN BINNENGAAN."
Vroeger moesten de poorten van een stad met kettingen worden opgetrokken, hun “hoofden” moesten dus worden opgeheven. En zo moeten ook wij ons lichaam, onze ziel en geest voor Hem openen. Zo kan de Here Jezus, onze Redder, binnenkomen.
De mens bestaat namelijk uit lichaam, ziel en geest. Zo moet de poort van het lichaam eerst worden geopend: Wij moeten gewillig zijn om het reddend Woord van het kruis, aangaande het gestorte bloed van Gods Lam[2], te horen. Dan moet de poort van onze ziel worden geopend: Wij moeten gewillig zijn om Zijn redding te aanvaarden; wij moeten gered willen worden. Ten slotte moet de poort van onze geest geopend worden: wij moeten Hem in ons hart en leven binnenlaten, Hem en Zijn redding liefhebben. Want de Redder moet, binnengekomen zijnde in ons hart en leven, Zijn op Golgotha volbrachte werk in ons bereidwillig hart en leven persoonlijk uitwerken. Hij moet de zonden van ons lichaam (het vlees), onze lusten (het vleselijke), mogen uitbranden, wegwassen in Zijn – voor onze zonden – gestort bloed. Ook van de zonden van onze ziel – zoals de zondige begeerten (via de ogen) naar bijvoorbeeld steeds meer materie en bezit, naar rijkdom en luxe – moeten wij verlost worden. Ten slotte moeten ook de zonden van onze geest – zoals de zondige begeerte naar de grootsheid van het eigen "ik", naar heerszucht en hoogmoed – weggebrand worden.
Laat deze Koning der Ere binnen, opdat Hij u kan verlossen van al deze zonden; laat Hem Zijn overwinning over al deze zonden met u delen. "Want", zegt het Woord in vers 8 van deze Psalm, “Hij is sterk en geweldig, geweldig in de strijd (namelijk de strijd tegen deze zonden)". Hij heeft een "eeuwige verlossing" over satan en zijn zondemachten voor ons op Golgotha volbracht (zie Hebr. 9:12)! Maar… u moet dit alles willen, u moet ook echt verlost willen worden van elke zondemacht, want u hebt een eigen vrije wil en Hij torpedeert deze eigen wil niet. In Johannes 8 vers 36 staat geschreven: "Wie de Zoon (van God) heeft vrijgemaakt, is waarlijk vrij (van de macht van satan en zonde)"!
Dit is de hoogweg[3] van verlossing, die het Lam van God voor ons heeft gebaand. Daarna deelt Hij ook Zijn Goddelijk leven met ons en stort Hij Zijn vrede, blijdschap en liefde in ons gered hart en leven en maakt Hij ons tot zonen[4] van God. Dit Goddelijk leven in ons deelt met Hem de strijd tegen satan en de redding van de medemens uit de klauwen van satan en zijn zondemachten. Daarom eindigt deze Psalm met: "Wie is Hij, deze Koning der ere? De HERE van de legermachten, Hij is de Koning der ere" (vers 10).
Dan mogen wij met allen, die Hij zo heeft gered, Zijn legermacht vormen, Gods leger, dat satans macht bevecht en vernietigt.[5]
God zij al de glorie!
E. van den Worm
[1] Romeinen 2 vers 29:
· “Maar die is een Jood (of Israëliet), die het in het verborgen (d.i. in het innerlijk, in het hart) is,
· en de besnijdenis van het hart – in de geest, niet in de letter – is de (ware) besnijdenis;
· wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.”
[2] Zie eventueel de studie: “De overwinningen van het gestorte Bloed van het Lam van God, Dat nu op de hemeltroon zit, over satans zondemacht”.
[3] “Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de Here. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen (de zgn. “hoogweg”), en Mijn gedachten dan uw gedachten”. (Jes. 55:8-9)
[4] Ook dochters van God worden – als zij volmaakt in Hem zijn – (geestelijke) zonen van God. Het is de zgn. mannelijke rijpheid: “de mate van de grootte van de volheid van Christus” (Ef. 4:13). En, als wij de eeuwigheid zijn binnengegaan, dan wordt er niet meer getrouwd en is ook de gemeenschap tussen man en vrouw, voor de voortplanting, niet meer nodig en dus niet aanwezig.
[5] Zie eventueel de studie: “De overwinnaars; over (de macht van) zonde en satan in de eindtijd”.
- Voor nog meer studies over de eindtijd, zie onze website: www.eindtijdbode.nl/
- Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of nieuwsbrief wilt attenderen.
- Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.