Het Profetisch Woord
Het Woord van God is niet alleen profetisch in die gedeelten (van de Bijbel) waar de profetie als vorm gebruikt wordt. Als dit zo was dan zouden wij moeten leren dat het “profetische Woord” IN (gedeelten van) de Bijbel gevonden wordt en zouden wij niet van het “profetische Woord” als van de GEHELE Bijbel kunnen spreken. Nochtans is men in brede kring deze ONjuiste opvatting WEL toegedaan. Terwijl sommigen in deze afwijking nog een stap verder zijn gegaan, bewerende dat ook buiten-Bijbelse profetie tot het “profetische Woord” gerekend kan worden.[1] Er hoeft echter geen twijfel over te bestaan dat het “profetische Woord” beslist geen verzamelnaam is voor wat men, doorgaans, de “profetische” boeken en gedeelten van de Bijbel noemt. Petrus had het GEHELE geschreven Woord van God (de GEHELE Bijbel die tot stand zou komen) op het oog, toen hij schreef over het voorrecht van het bezit van het “profetische Woord”, want uit de context blijkt dat hij daaronder verstaat: de tijdloze openbaring van de Majesteit van Jezus, die Zelf het (LEVENDE) Woord is (zie 2 Petr. 1:16-19).
De ernstige (d.i. de serieuze en ijverige) Schriftonderzoeker zal ontdekken dat de dichterlijke, de verhalende en de onderrichtende boeken van de Bijbel evenzeer profetisch zijn als de profetenboeken. Zo komen wij in het onderricht van de brieven van Paulus, alsook in de andere brieven van het Nieuwe Testament, voortdurend verwijzingen naar de wederkomst (d.i. de toekomst, verschijning en openbaring) van Jezus Christus tegen. Een dichterlijk boek als het Hooglied[2] is een profetie over de Gemeente van Christus in de eindtijd en vele Oudtestamentische geschiedenissen blijken PROFETISCHE geschiedenissen te zijn (men dient deze “profetische geschiedenissen” wel te onderscheiden van de zogenoemde “schaduwbeeldige geschiedenissen”).
Een Boek gevonden
Met zo’n profetische geschiedenis hebben wij te doen in 2 Kronieken 34, de geschiedenis van het teruggevonden Wetboek[3] (zie vers 8-33). Een geschiedenis welke zich afspeelt in de dagen van Josia, koning van Juda (bestaande uit de 2 stammen van het ‘huis van Juda’)[4]. In het 14de vers van het genoemde hoofdstuk lezen wij: “En als zij het geld uitnamen, dat in het Huis des Heren gebracht was, vond de priester Hilkia het Wetboek des Heren, gegeven door de hand van Mozes” (SV). Onder het voorgangerschap van Josia rees bij de leiders van het volk van Juda (zie noot 4) het verlangen om het Huis des Heren, de Tempel te Jeruzalem, te herstellen (zie vers 8), en daarmee de ware godsdienst. Om de herstelwerkzaamheden te kunnen bekostigen, hielden zij een inzameling. Het bijeengebrachte geld werd bewaard in de Tempel en toen zij het van daar wilden weghalen, om het uit te betalen aan degenen die het werk zouden uitvoeren, ontdekten zij het Wetboek des Heren. Het vinden van dit Boek bleek een zegen en is daarom een zaak, waard om te overdenken. Gods Woord leert ons dat er aan bepaalde handelingen van mensen wonderbare zegeningen zijn verbonden. Aan “wie Hem IJVERIG zoeken” belooft God bijvoorbeeld: “die zullen Mij vinden” (zie Spr. 8:17, NBG). Deze “wet van oorzaak en gevolg” functioneert ook in het geestelijk leven. Wij moeten hier echter ook aan toevoegen: niet alleen tot voordeel van de mens, maar vaak ook tot zijn of haar nadeel (lees Hebr. 12:25).
Een bijzondere geestelijke ervaring
Ook in de dagen van koning Josia werd men gewaar dat Goddelijke zegeningen voor ons mensen doorgaans het gevolg zijn van het “Gode welgevallig” handelen. Toen Josia en de zijnen hun voornemens tot herstel van Gods Huis ten uitvoer wilden gaan brengen en zij de daartoe noodzakelijke voorbereidingen troffen, vonden zij het Wetboek des Heren. Dit vinden van Gods Boek is het begin geworden van een ware geestelijke opwekking! Wat toen gebeurde, heeft zich (onder andere) herhaald, vele eeuwen later, in de tijd van de Kerkhervorming onder Luther en (ook) aan het begin van de 20ste eeuw[5] bij de zgn. Pinksteropwekking. Het Boek des Heren, het Woord van God, werd hervonden en dit bracht in alle gevallen waarin daarvan sprake was, een grote geestelijke opleving teweeg. Steeds echter was het terugvinden van Gods Boek op zichzelf het gevolg van iets anders. Voor een goed begrip wijs ik u erop dat Josia niet helemaal onkundig was van Gods wil en van de wijze waarop God gediend wilde worden, voordat het Wetboek ontdekt werd (vergelijk 2 Kron. 34:3-7). Luther las en bestudeerde de Bijbel al lang voordat hij de reformator werd. En zij die aan het begin van de 20ste eeuw voor het eerst weer de doop met de Heilige Geest ontvingen, waren eveneens wat men noemt “thuis” in de Bijbel. Het “vinden van het Boek” moet daarom moet daarom een bijzondere geestelijke ervaring zijn, die als effect heeft, dat men in het Boek gaat ontdekken wat tot dan toe bij het lezen verborgen bleef. Het Boek gaat als het ware “leven”, gaat werkelijk “open”. Het is alsof de schellen van de ogen vallen. Men wordt, als het ware, door het Boek gevonden (vergelijk 2 Kron. 34:19)! Maar daarmee is nog niet alles gezegd. Dit “hervinden van het Boek” kunnen wij namelijk niet opvatten als iets dat voor de enkeling of voor enige uitgezochte personen bestemd is. Gelet op wat er vermeld staat in 2 Kronieken 34 vers 29-32, zouden wij eigenlijk moeten spreken van een terugvinden van Gods Boek door het VOLK! Dit gebeurde in Josia’s tijd. Dit gebeurde ook in de dagen van Luther. En dit is ook wat er in het begin van de 20ste eeuw geschied is, over heel de wereld. God gebruikt enkelingen om gehele volkeren te zegenen.
KLIK HIER om deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen!
HS[6]
- Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen.
- Zie voor meer Bijbelstudies onze website www.eindtijdbode.nl/
- Nog niet alle studies staan op onze website vermeld.
[2] Zie eventueel op onze website de studie: “Beschouwingen over het boek Hooglied” (over de innige band tussen Bruid en Bruidegom). Terwijl ook onze studies over Esther, Job en Ruth de moeite van het lezen/bestuderen meer dan waard zijn.
[3] In de NBV lezen wij in plaats van Wetboek (of: Wetboek des Heren): “Een boekrol met de tekst van de wet van de Heer (die door Mozes was overgeleverd)”. M.i. een betere vertaling dan de (oude) Statenvertaling, al is de studie op dit punt niet aangepast.
[4] Er is een verschil tussen Israël en het Jodendom. Wij willen dit in het kort proberen uit te leggen. In eerste instantie bestaat het volk van Israël uit de 12 stammen, vernoemd naar de 12 zonen van Jakob (die van God de naam Israël kreeg). Maar later komt er een splitsing. Er wordt in de Bijbel dan onderscheid gemaakt tussen het “huis van Israël” en het “huis van Juda” (de zgn. Joden). Het “huis van Israël” (ook wel Efraïm-Israël genoemd) is het 10-stammenrijk dat in de loop van de geschiedenis, door de Assyrische ballingschap, weggevoerd werd uit het beloofde land Kanaän/Palestina. Zij zijn daarna de zgn. heidenwereld ingetrokken, waar zij, tot op heden, in het “verborgen” wonen. Het zijn vooral de zgn. “christelijke” landen in Noordwest-Europa en de landen, waar velen uit Noordwest-Europa later naar toe zijn geëmigreerd, zoals Amerika, Canada en Australië. Het “huis van Juda” is het 2-stammenrijk, namelijk het volk van Juda en Benjamin, dat in de dagen van Jezus rondwandeling op aarde in het beloofde land Kanaän/Palestina leefde. (Het huis van) Juda, de zgn. Joden, is dan ook het deel van Israël waarover de verharding is gekomen (zie Rom. 11:25).
[5] In het originele artikel staat “onze eeuw” daar het geschreven is in 1982.
[6] Studie van H. Siliakus. Uit het blad: “Tempelbode”, van mei 1982. Enigszins bewerkt door AK.