zondag 10 januari 2010

Podium en Gemeente – deel 7



Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.





Hoofdstuk 7
Ouderlingen en diakenen

Wat wordt in Gods Woord onder opziener of ouderling verstaan?

Uit de brief van Paulus aan Timotheüs leren wij, dat er twee soorten van opzieners of ouderlingen zijn.
“Bewijs aan ouderlingen die goed regeren, dubbele eer, vooral aan hen die arbeiden in het Woord en in de leer.” (1 Tim. 5:17, HSV)
Er zijn dus ouderlingen of opzieners in de meer beperkte betekenis van het woord, dus in de (gangbare) betekenis van: helpers van de voorganger van de plaatselijke Gemeente, in de geestelijke zaken, dus om de Gemeente te helpen wijden, en te helpen om over de Gemeente te “regeren”, zoals bovenstaande Bijbeltekst het uitdrukt. Onder ouderlingen of opzieners in de ruimere zin van het woord verstaat men: apostelen, herders, evangelisten en leraars. Dit zijn degenen “die arbeiden in het Woord en in de leer”. Maar… deze laatstbedoelde ouderlingen moeten zich echter niet méér achten dan de eerstbedoelde; want de christelijke gulden regel[1] zegt immers, dat “de één de ander voortreffelijker moet achten dan zichzelf” (zie Filip. 2:3). Deze laatstbedoelde ouderlingen hebben de gave van het Woord ontvangen, zij het in verschillende zin en mate, als een roeping van Gods Geest en niet uit zichzelf! En wat willen wij doen of zeggen, als de Heilige Geest hen daarvoor (d.i. voor die taak of bediening) wil gebruiken! Gods Geest is supreme en souverein (d.i. Hij is de Allerhoogste en een Oppermachtig Heerser)! Glorie voor God. Zo heeft Gods Geest Filippus en Stefanus geroepen als evangelisten, terwijl de Gemeente van Jeruzalem (onder leiding van de 12 apostelen, zie Hand. 6:2-5), hen tot diakenen had aangesteld. En de apostelen dachten er geen moment aan om tegen de wil van Gods Geest in te handelen.
Vandaag-de-dag zouden vele voorgangers dit echter wèl doen, wèl tegen Gods Geest ingaan, gedreven door menselijke kortzichtigheid en angst voor concurrentie, al gaat het doordrijven van hun eigen wil onder het mom van “het willen doen wat de Heilige Geest hen heeft geopenbaard”! In feite zijn zulke voorgangers bang dat die ouderling zich ontwikkelt in de lijn van ‘openbaarder van Gods verborgenheden’ en zij laten niet toe dat Gods Geest beslag krijgt op zijn leven door – op menselijke wijze – paal en perk te stellen aan zijn arbeid. Zij geven zo iemand gewoonweg géén gelegenheid. Soms leidt men hen wel op, maar men vertelt ze toch niet alles, bang als deze voorgangers zijn dat zulke ouderlingen hen straks zullen overvleugelen (d.i. in het geestelijke zullen overtreffen)!
De Heilige Geest werkt echter heel anders, namelijk op de manier zoals Hij dat ook door een rechtgeaarde[2] arbeider als Paulus kon bewerkstelligen: “Want ik heb niet nagelaten u heel de raad van God te verkondigen.” (Hand. 20:27, HSV)
Datgene wat Paulus van de Heilige Geest ontvangen had gaf hij ook aan zijn jongere medegelovigen door en bewaarde dat niet voor zichzelf. Glorie voor Jezus!
Wel mijn broeders en mede-voorgangers, wij hoeven niet bang te zijn voor concurrentie of voor al dat soort dingen, want als wij hieraan beginnen, komen wij zelf geestelijk niet vooruit, omdat wij de Heilige Geest hierin weerstaan! Wij laten ons dan leiden door ons vlees! En God zal onze kandelaar, als wij Hem getrouw en oprecht dienen, heus niet van zijn plaats wegnemen![3] Zijn wij niet ALLEN van Hem afhankelijk? De Here Jezus Christus was nooit bang voor concurrentie. Hij maakte Zijn discipelen deelgenoot van Zijn heerlijkheid; Hij vertelde hun over heel de raad van God”; Hij leidde hen dieper in Gods Woord, dieper dan de massa die het nog niet kon dragen. Dat Hij hun nog niet alles heeft kunnen vertellen, is begrijpelijk, als wij het raadsplan van God kennen en de geestelijke tekortkomingen van Zijn discipelen zien, ondanks Zijn leiding. Zelfs nog bij Zijn hemelvaart vroegen ze Hem of Hij Zijn Koninkrijk NU ging openbaren… Ondanks alles hadden zij nog steeds een aards koninkrijk voor ogen en verlangden zij naar de grootheid van Israël, met Hem als Koning!

De Schriftuurlijke voorwaarden, waaraan opzieners of ouderlingen hebben te voldoen
“Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk. Een opziener nu moet onberispelijk zijn,
1. de man van één vrouw,
2. nuchter (SV: wakker),
3. matig,
4. eerbaar,
5. gastvrij,
6. bekwaam om (Gods Woord) te onderwijzen,
7. niet verslaafd aan (SV: niet genegen tot) wijn,
8. niet vechtlustig (SV: geen smijter)[4] ,
9. niet uit op schandelijke winst, maar welwillend (SV: bescheiden)[5] , niet strijdlustig en niet inhalig.
10. Hij moet zijn eigen huis goed besturen, zijn kinderen onderdanig houden, in alle eerbaarheid. (Want als iemand zijn eigen huis niet weet te besturen, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen?)
11. Hij mag geen pasbekeerde zijn, opdat hij niet hoogmoedig wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt.
12. En hij moet ook een goed getuigenis hebben van buitenstaanders, opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel terechtkomt.” (1 Tim. 3:1-7, HSV)
Dit Bijbelgedeelte begint met de eis dat een opziener ONBERISPELIJK moet zijn: er mag niets op hem aan te merken zijn in zijn “handel en wandel”. Dan vervolgt het Woord met een opsomming van zaken waarin een opziener onberispelijk moet zijn.

1. Een opziener moet “de man van één vrouw” zijn

Vóór alles moet een opziener of ouderling onberispelijk zijn in zijn huwelijksleven; hij moet zijn: DE MAN VAN ÉÉN VROUW. Wat wil dat zeggen? In deze Bijbelse manier van zeggen ligt het “niet-gescheiden-mogen-zijn” opgesloten. Immers, al is iemand voor de (aardse) wet gescheiden, dan is hij dat nog niet voor God; want een huwelijk wordt bij God slechts ontbonden door de dood! In het licht van Gods Woord heeft een gescheiden man, die daarna weer hertrouwd is, dus twee vrouwen, al heeft hij in het geheel geen gemeenschap meer met zijn eerste vrouw. Een gescheiden man zal dus nooit opziener in de Gemeente mogen zijn! Denk erom, ik spreek over een gescheiden en hertrouwd zijn in de bekeerde staat. Wat de betrokkene vroeger, als heiden, gedaan heeft en hoe hij toen geleefd heeft, is een geheel andere zaak. Gods Woord richt zich tot christenen, tot kinderen van God. Dit niet-gescheiden-mogen-zijn slaat op ùw leven, nàdat u zich hebt bekeerd. Het doet er dus niet toe, hoe uw huwelijksleven was vóór u zich bekeerde; u leefde toen in duisternis en wist niet, hoe God het wilde hebben. NU staat u echter in het Licht van God en uw leven hebt u dus nu te richten naar Zijn Woord; want u hebt nu Jezus Christus aangenomen als uw Levensheer. Wat de Here ONheilig acht, mag door u niet heilig worden geacht. God heeft het voor het zeggen in Zijn Wijngaard, in Zijn Gemeente, in Zijn Lichaam.
Als de Bijbel spreekt van “man-van-één-vrouw”, dan houdt dit in dat een opziener een gehuwd man moet zijn; en wel NAAR BEHOREN getrouwd. Hij mag niet zo maar “in vrije liefde” met een vrouw samenleven, zoals dit vandaag-de-dag veel gedaan wordt in de wereld. Hij moet een christelijk huwelijk en huwelijksleven kennen.
Vanzelfsprekend sluit deze uitdrukking “man-van-één-vrouw” iedereen voor het ambt van opziener of ouderling uit die – openlijk of bedekt – in bigamie[6] leeft; en ook iedereen, die naast hun wettige vrouw nog “amourettes” hebben.

2. Een opziener moet (in geestelijke zin) “wakker” zijn
Vervolgens moet een opziener of ouderling WAKKER zijn, dus niet (in geestelijke zin) slapen. Zijn gedachtenwereld moet méér in beslag genomen worden door de dingen van de Geest; die moeten in hem de overhand hebben – dus niet de dingen van het vlees, de dingen van het alledaagse leven – om de Here in de Gemeente (steeds wéér en méér) dienstbaar te kunnen zijn. Natuurlijk mag hij zijn werk in de maatschappij, als hij dat (nog) heeft, niet verwaarlozen; hij moet ook daar een arbeider zijn op wie men aan kan, zodat de Naam van de Here daarom niet gelasterd zal worden. Maar de tijd die over blijft moet hij zo veel mogelijk aan de Here wijden.
Hoe meer zijn geest bevangen wordt met de dingen van deze wereld, hoe minder bekwaam hij zal zijn om de geestelijke dingen van de Heilige Geest te ontvangen; hoe minder bekwaam hij zal zijn om, temidden van de Gemeente, zijn werk als opziener of ouderling te kunnen doen.
“Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.” (Kol. 3:1-3, HSV)
“Want het bedenken van het vlees is de dood, maar het bedenken van de Geest is LEVEN en VREDE.” (Rom. 8:6, HSV)
“En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar wordt innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (d.i. van uw denken), om te kunnen onderscheiden wat de wil van God is, namelijk de goede en welgevallige en volmaakte.” (Rom. 12:2, HSV)

3. Een opziener moet “matig” zijn
MATIGHEID moet worden betracht in alles, vooral op zinnelijk gebied. Hier valt het eten en drinken onder, maar boven alles, waar een opziener tòch een getrouwd man moet zijn, het seksuele leven. Daar is véél onmatigheid op dit gebied. God vraagt van u matigheid in uw seksuele leven. Hoe kunt u anders, wat dit betreft, de jongeren tot voorbeeld zijn? Jongeren die nog in hun “Sturm-und-Drang” periode (van onstuimigheid en dadendrang) zijn, die nog een leven kennen, waarin de driften hun nog ruimschoots parten spelen. Pas als uw lusten niet meer centraal staan, kunt u een leven leiden dat aan Gods Geest onderworpen is! Zeg niet, dat het ONmogelijk is. Bij God zijn ALLE dingen mogelijk. Hij kan alle zondige werkingen van het lichaam doden door het Vuur van de Heilige Geest.
“Want als u naar het vlees leeft, zult u (geestelijk gezien) sterven. Als u echter door de Geest de (zondige) praktijken van het lichaam doodt, zult u (geestelijk gezien) leven.” (Rom. 8:13, HSV)
Nu moet u ook weer niet denken dat de Rooms-Katholieken, met hun celibaat, het bij het rechte eind hebben. Helemaal niet, want die eis staat niet vermeld in Gods Woord. Sterker nog, God Zèlf heeft het huwelijk ingesteld en gezegd dat een opziener “de-man-van-één-vrouw”, dus een getrouwd man, moet zijn. Maar wij moeten gereinigd (willen) worden van onze zondige, vleselijke lusten en onze wandel moet daarom “gekuist”[7] worden door gewillig – achter Jezus aan – de kruisweg te volgen; weliswaar levende te midden van deze wereld, maar niet behorende tot deze wereld! Het geheim van een overwinnend (geestelijk) leven is, naast een onwrikbaar geloof (in het, voor ons persoonlijk, volbrachte offer van Christus aan het kruishout van Golgotha), het beslist kennen van een in alle opzichten – dus ook in het seksuele – overgegeven leven aan onze Here Jezus Christus. Dan worden wij door Gods Geest gelouterd in het Vuur van Zijn Wezen. Alleen zo kunt u, net als Paulus, uw lichaam – DOOR DE HEILIGE GEEST – bedwingen en het tot dienstbaarheid brengen aan onze Here Jezus Christus, en aan Zijn Gemeente. Halleluja! Hebt u wel eens een kaars zien opbranden? Zij brandt het helderst, als zij op haar eind is. Zo is het ook met uw en mijn leven. Hoe meer het kruisproces in ons wezen voltooid wordt, hoe wonderbaarlijker ons getuigenis en arbeid voor de Here is. Geprezen zij Zijn wonderbare Naam!
In het huwelijksleven moeten man èn vrouw deze kruisweg in Jezus Christus willen volgen, anders is er geen houden aan! Gods Woord onderkent de grote kracht van de seksuele drift, want er staat geschreven:
• “Onttrek u niet aan elkaar, behalve met onderling goedvinden voor een bepaalde tijd, om u te wijden aan vasten en bidden. Kom daarna weer bij elkaar, opdat de satan u niet zal verzoeken, OMDAT U ZICH NIET KUNT ONTHOUDEN.” (1 Kor. 7:5, HSV)
Daarom moeten wij ook niet meer willen doen dan de genade van God in het leven van beiden, man èn vrouw, heeft bewerkt. Altijd moeten wij in ons leven een geestelijk evenwicht handhaven en nooit naar één kant doorslaan. Dit is nooit Gods wil. "Overgeestelijkheid" wordt nooit veroorzaakt door de Heilige Geest, maar is een vrucht van het vlees dat voor Jezus uit wil lopen! Kom daarom beiden tot Jezus met hetzelfde gemoed en hetzelfde gevoelen. God wil dat wij, net als Abraham, tegen de Here zeggen: “Zie, hier ben ik”! (Gen. 22:1c). Laat God over uw leven beschikken! Wat wij, mensen, niet kunnen, dat doet Hij! Hij zal ons herscheppen door Zijn Woord, zoals er geschreven staat in Psalm 107 vers 20: “Hij zond Zijn Woord en heelde hen!”
Prijs Zijn wondervolle Naam! God zit nog altijd op Zijn troon; Hij is almachtig! Hij zal Zijn weg gaan in uw hart en leven, als u wilt leren om datgene te willen, wat Hij wil. Dan zal HIJ het doen. Halleluja!

KLIK HIER om deze studie (deel 7) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen![8]

CJH Theys[9]

[1] Een gulden regel = Een wijze vermaning of een goede raad.
[2] Rechtgeaard = De goede aard (of natuur) hebbend. Ook wel: Echt of rechtschapen (d.i. eerlijk).
[3] Een waarschuwing uit Openbaring 2:5 aan de Gemeente te Efeze, bestemd voor christenen die zich niet willen bekeren (d.i. afkeren van hun liefdeloze en dus zondige “handel en wandel”).
[4] De (tussen haakjes) toegevoegde woorden vanuit de oude Statenvertaling (SV) is in dit Bijbelgedeelte vooral gedaan omdat de uitleg (zie de sub-titels met de nummers 1 t/m 12) oorspronkelijk vanuit de Statenvertaling is gedaan.
[5] Zie noot 4.
[6] Bigamie = Het gelijktijdig met twee (of zelfs nog meer) personen gehuwd zijn.
[7] Gekuist, van het werkwoord “kuisen” = Hier: Gezuiverd worden (van alles wat zondig en ongepast is).
[8] Voor deel 1 t/m 6 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10 en 10/11 en 10-12-2009.
[9] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23-8-2009.
• De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands.