woensdag 10 november 2010

De Gever en Zijn Gaven - hoofdstuk 7

.







Deel 2:
De Gaven of Manifestaties van de Heilige Geest




De Gave van Profetie


Wat is de Gave van Profetie?

De gave van Profetie is een bovennatuurlijke manifestatie van Gods Geest, waardoor er op een bovennatuurlijke wijze wordt gesproken, ZOALS DE GEEST VAN GOD de christen (als profeet) DOET SPREKEN.
• DEZE GEESTESGAVE WERKT NIET DOOR MIDDEL VAN HET MENSELIJK VERSTAND, HET IS EEN MANIFESTATIE VAN GODS GEEST DOOR ONZE VOCALE ORGANEN HEEN!
Net zoals Gods Geest “andere talen” geeft uit te spreken[1] (zie Hand. 2:4, HSV), geeft Hij ook te profeteren, maar dan in de taal van de spreker zelf. Laten wij de gave van Profetie echter niet verwarren met de gave van “uitleg van talen”. Bij Profetie wordt de boodschap – Gods boodschap wel te verstaan – niet vooraf gesproken in (de voor velen ONverstaanbare[2]
) “andere talen”.
Profetie verheerlijkt ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN alleen Jezus Christus als de Heiland der mensheid. In Openbaring 19:10b (HSV) staat: “…Het getuigenis van Jezus is namelijk de geest van de profetie.”
Altijd en overal zal Gods Gemeente die instructies ontvangen die overeenstemmen met de bedoeling van de Geest van God, die altijd in overeenstemming is met de geschreven openbaring van God, de Bijbel.

Profetie is geen natuurlijke Gave
Op grond van het feit dat Profetie een Geestesgave is, is het ONmogelijk om haar te ‘lenen’. Hoe welsprekend een mens ook kan zijn, toch is zulk een welsprekendheid niet de hier bedoelde Geestesgave! Een mens kan van nature een redenaar zijn zonder ooit de Geest van God te hebben ontvangen.
De Geestesgave van Profetie heeft niets te maken met opvoeding, natuurlijk talent, noch met scholing.
Iets te zeggen, dat in onze herinnering komt is GEEN profetie!
Verbeelding en een goed geheugen spelen de gelovige hierin dikwijls parten; maar deze hebben echter niets, maar dan ook HELEMAAL NIETS te maken met (Goddelijke) Profetie. Met verbeelding èn een goed geheugen kan een mens hele passages uit de Heilige Schrift opzeggen, maar daarom profeteert hij of zij nog niet! De duivel kent de Bijbel trouwens beter dan wij!
Het is ook niet zó, dat wij alleen maar onze mond hebben te openen om dan, vervolgens, uit te spreken (d.i. te zeggen) wat er in onze geest opkomt! Dat is wat er vandaag de dag wel eens VALSELIJK (en dus: ten onrechte) wordt onderwezen als zijnde “profetie”.
Uit al het vorengaande kunnen wij opmerken dat Profetie NIET kan voortkomen uit verworven kennis of scholing. Profetie, zijnde een Geestesgave, komt in werking naar de mate van geloof en genade van God, welke – door Hem – worden toebedeeld.
Romeinen 12:6-7a (HSV):
“En nu hebben wij genadeGAVEN, onderscheiden naar de genade die ons is gegeven: hetzij profetie, naar de mate van het geloof;…”!!

Hoe wij ons hebben te gedragen tegenover valse profeten
Profetie is:
• spreken voor/namens God,
• een borrelende, sprekende Geestesfontein,
• zowel bedoeld voor mannen als voor vrouwen, die bekeerd, wedergeboren en gedoopt zijn in water, en met de Heilige Geest,
daarom dienen ALLE christenen ook te streven maar deze Geestesgave.
1 Korinthe 14:1 (HSV):
“Jaag de liefde na en streef naar de geestelijke gaven, en vooral daarnaar dat u mag profeteren.”
1 Korinthe 14:39 (HSV):
“Daarom, broeders (en zusters), streef ernaar om te profeteren…”
Juist omdat ALLEN worden opgewekt om naar deze Geestesgaven te streven – iets, wat de duivel ook weet – zullen degenen die een bediening hebben en/of leiding geven, scherp moeten toezien in de Gemeente. Zij moeten niet ophouden God te bidden om de gave van “het ONDERSCHEIDEN VAN GEESTEN” (namelijk: om te kunnen beproeven of het een ‘goede’ Geest vanuit God is, of dat het een ‘verkeerde’ geest vanuit satan of de mens zelf is – noot AK)! Satan zal immers ALTIJD proberen zijn slag te slaan en hij kent de zwakken onder de gelovigen, wier verbeelding èn geheugen hij eventueel kan gebruiken als zijn speeltuin! Daar zijn in de Bijbel genoeg voorbeelden van zulke valse profeten. In de bediening van de Geest heb ikzelf mogen ervaren, hoe nodig de gave van “het Onderscheiden van geesten” is. Onder de zalving van Gods Geest mocht ik de verkeerde geest en de valse werking onderscheiden; en ik heb moeten ingrijpen door bestraffing om zodoende de Gemeente, het Lichaam van Christus, te vrijwaren van “besmetting van de (door de duivel beïnvloedde) geest”.
2 Korinthe 7:1 (HSV):
“Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekking (SV: besmetting) van het vlees en van de geest, en zo de HEILIGING volbrengen in het vrezen van God (d.w.z.: de vrees om te zondigen).”
1 Timotheüs 5:20-21 (HSV):
“Bestraf hen die zondigen, in tegenwoordigheid van ALLEN, opdat ook de anderen vrees (om te zondigen) zullen hebben. Ik dring er op aan, voor God en de Here Jezus Christus en de uitverkoren engelen, dat u zich aan deze dingen houdt zonder vooroordeel en zonder iets uit partijdigheid te doen.”

Profeteren hoeft niet altijd “voorzeggen” (en dus iets in de toekomst) te zijn
Profeteren hoeft niet altijd voorzeggen, en dus iets over de toekomst zeggen, te zijn. Een christen – hier en verder, in het vervolg van deze verhandeling, versta ik hieronder: een bekeerd en wedergeboren mens, gedoopt in water en Geest – die de gave van Profetie heeft ontvangen, behoeft nog geen “ziener” te zijn… Ofschoon er een Schriftuurlijk verschil bestaat tussen “ziener” en “profeet”, kan iemand toch beide tegelijk zijn. Een noodzaak is het echter niet.
1 Samuël 9:9 (HSV): “
Vroeger zei iedereen in Israël het volgende als hij God ging raadplegen: Kom, laten wij naar de ziener gaan. Want wat vandaag de dag een profeet genoemd wordt, werd vroeger een ziener genoemd.”
Samuël was ontegenzeggelijk een “ziener” in Israël; want in 1 Samuël 9:11, 18 en 19 wordt van hem dit getuigenis gegeven. Als “ziener” vertelde Samuël aan Saul dat de ezelinnen van zijn vader Kis, die verloren waren geraakt, alweer gevonden waren (zie 1 Sam. 9:3-5 en 20). Saul daarentegen profeteerde, maar heeft NIET de toekomst voorzegd.
1 Samuël 10:6-12 (HSV): “
Dan zal de Geest van de HERE over u vaardig worden (in de oude bedeling kwam de Geest “over” iemand, niet “in”) en u zult samen met hen profeteren;… Toen zij daar bij de heuvel kwamen, zie, een groep profeten kwam hem tegemoet; en de Geest van de HERE werd vaardig over hem, en hij profeteerde in hun midden. Toen ieder die hem sinds jaar en dag kende, zag dat hij – zie! – met de profeten profeteerde, zei het volk, de één tegen de ander: Wat is er toch gebeurd met de zoon van Kis? Is Saul ook onder de profeten? … Daarom is het een spreekwoord geworden: Is Saul ook onder de profeten?”
Profeteren kàn bijvoorbeeld gelijk staan met het “spreken in andere talen + uitlegging van die talen”, want er staat geschreven: “En ik zou wel willen dat u allen in andere talen spreekt, maar vooral dat u profeteert. Immers, wie profeteert, is meer dan wie in andere talen spreekt, TENZIJ hij het uitlegt, opdat de gemeente erdoor opgebouwd wordt.” (1 Kor. 14:5, HSV).
Maar om de toekomst te kunnen voorzeggen behoeft een christen bepaald niet in “andere talen” te spreken en het daarna uit te leggen. Houdt alstublieft het één en het ander uit elkaar! Ofschoon ik geloof dat alle twaalf gedoopten van Handelingen 19:6-7 spraken “in vreemde talen èn profeteerden”, toch is er in dát feit op zich zelf niets dat mij overtuigt, dat zij, toen zij de Heilige Geest ontvingen, de toekomst hadden voorzegd.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.

CJH Theys



[1] Bij “vreemde (of andere) talen” wordt de tong ook door God bestuurt. Men spreekt dan een andere (buitenlandse) taal die NIET zelf is aangeleerd.
[2] Voor de ‘gewone’ Gemeenteleden, die geen buitenlanders zijn en dus die “andere of vreemde taal” niet spreken, zal deze “vreemde taal” inderdaad een onverstaanbare taal zijn, die vertaald of uitgelegd moet worden, terwijl, als er wel buitenlanders zijn, en de spreker spreekt – door Gods Geest geleid – hun taal, deze buitenlanders natuurlijk wel gesticht zullen worden. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de spreker door God naar het buitenland wordt geleid, om daar – als Hij dat nodig acht – in die “vreemde (of andere) talen” te spreken om zodoende tot zegen voor hun te zijn.