zondag 24 januari 2010

Tot welke Gemeente behoren wij?

Naa(Naar aanleiding van Openbaring 2 en Openbaring 2 en 3).







Naar aanleiding van
Openbaring 2 en 3









De zeven Gemeenten uit het Bijbelboek Openbaring, hoofdstuk 2 en 3, typeren niet alleen de Gemeente of Kerk uit een zevental opeenvolgende tijdvakken uit de kerkgeschiedenis, maar in de eerste plaats de (deel)gemeenten die tezamen – waarschijnlijk in een zekere tijdsopvolging – de Gemeente of Kerk van de eindtijd zullen vormen. De twee laatste Gemeenten,
1. Filadelfia en
2. Laodicea,
staan voor de twee delen waarin de eindtijdgemeente uiteindelijk uiteen zal vallen, respectievelijk:
1. “de Gemeente van de wijze maagden”, dit is de uiteindelijke Bruidsgemeente, en
2. “de Gemeente van de dwaze maagden”.[1]
Van de overige vijf Gemeenten kunnen wij zeggen dat zij zich opsplitsen in “Filadelfia-delen” en “Laodicea-delen” (zo verrijzen dan Filadelfia en Laodicea), met dien verstande dat Smyrna als GEHEEL naar Filadelfia overgaat. Tenslotte zal ook van Laodicea nog een deel (namelijk “de overwinnaars” – zie Openb. 3:21) overgaan naar Filadelfia. Om het één en ander beter te kunnen voorstellen plaatsen wij onderstaande tekening:



“Het verband tussen de zeven Gemeenten”
of
“De ontwikkeling van de scheiding in de Gemeente van de laatste dagen” (zie noot 2)

Efeze
Uit de brief aan Efeze leren wij, dat de Gemeente van de eindtijd geïnfiltreerd zal worden door vele verleiders – het eerste eindtijdteken van Jezus – zie Openbaring 2 vers 2. Met name worden genoemd de Nikolaïeten (zie vers 6). Over wat het Nikolaïtisme was en is, bestaan verschillende meningen. Volgens dr. J.A. Seiss is het een stroming die zich (in bedekte of openlijke vorm) keert tegen het algemeen priesterschap van de gelovigen (wat te lezen staat in zijn boek: “De Komende Christus”, deel 1, blz. 90). Het is onder meer de wortel van het Rooms-Katholicisme. Steeds wanneer mensen of groepen in de Gemeente zich als een geestelijke elite gaan beschouwen, is er sprake van “de werken van de Nikolaïeten” (zie vers 6). De “dwaze maagden Gemeente” zien wij bij Efeze al opdoemen, wanneer wij lezen over “het verlaten van de eerste liefde” (zie vers 4).

Smyrna

In de brief aan Smyrna maken wij kennis met een steeds brutaler optreden van geveinsde (dus: schijnheilige) en valse christenen (zie vers 9). In deze brief, waarin geen enkel verwijt voorkomt, worden tijden van vervolging en verdrukking voor Christus’ Gemeente/Kerk aangekondigd (zie vers 10). Het zijn de vervolgingen van “het Begin der Smarten” (het vijfde zegel – zie Openb. 6:9-11 en vergelijk dit met Matth. 24:8-9).

Pergamus

Een Gemeente temidden van een krom en verdraaid geslacht is het beeld van Pergamus (zie vers 13). Ook hier treffen wij een verwijzing aan naar verdrukkingen. Eveneens komen wij hier de geloofsafval tegen, waarvan wij al eerder spraken (zie vers 14-15). “De leer van Bileam” (zie vers 14) is een stroming die de Gemeente/Kerk wil verwereldlijken. Het is datgene wat wij kennen als wereldsgezindheid, een kwaad dat inderdaad in onze tijd – wij leven immers al in de tijd die wij hier bespreken – reeds grote proporties heeft aangenomen.

Thyatira

In de brief aan Tyatira wordt gesproken over moeilijke omstandigheden, waaronder de Gemeente nochtans zal volharden en standhouden (zie vers 19). Deze zware tijd houdt verband met een aanval van de krachten van verleiding, die zijn weerga niet zal hebben gekend (zie vers 20). In dit verband wordt gesproken over “de diepten van satan” (zie vers 24), het tegenovergestelde van “de diepten van het Woord”! Maar de Gemeente als geheel zal in die strijd toch triomferen (zie vers 22-23), door Goddelijk ingrijpen wel te verstaan. De volgelingen van Izébel zullen echter stellig in de Grote Verdrukking terechtkomen!

Sardis

Sardis toont de groei van de “dwaze maagden Gemeente”: in naam levend, maar in werkelijkheid geestelijk dood (zie Openb. 3:1). Hier wordt op het vóórkomen van SCHIJNBARE geestelijke oplevingen gewezen (wat dus niet “het vuur van Gods Geest” is, maar “vals vuur”)! Verder worden de werken van deze Gemeente niet “vol (d.i. onaf of onvolmaakt) gevonden voor God (zie vers 2) – een treffende parallel met de lege lampen van de dwaze maagden (zie Matth. 25:3 en 8) – vanwege toenemende lauwheid. Aan deze gelijkenis doet ook de (geestelijke) ‘slaaptoestand’ denken, die hier uitgebeeld wordt (zie vers 2-3). Opnieuw zien wij echter dat er een kleine groep getrouwen blijft, een “heilig overblijfsel”, waaruit uiteindelijk “de Gemeente van de wijze maagden” zal voortkomen (zie vers 4-5). De “witte (of onbevlekte) klederen” van vers 5 KUNNEN klederen van martelaarschap zijn (vergelijk Openb. 6:11), maar waarschijnlijker is het dat er de “Bruiloftskleding” mee bedoeld wordt (zie Matth. 22:11), de kleding der gerechtigheid.

Filadelfia

In Filadelfia aanschouwen wij dan de UITEINDELIJKE Bruidsgemeente. Want tot DEZE Gemeente wordt gezegd, dat zij de Grote Verdrukking niet behoeft mee te maken (zie vers 10). Het is een VOLMAAKTE Gemeente, want geen enkel verwijt horen wij over haar. Het ontvangen van “de Naam van God” (zie vers 12) – zijnde het bekleed worden met de volheid van de Godheid (zie Openb. 12:1 en noot 3) – is een verwijzing naar het huwelijk van deze “Bruid” (de Bruidsgemeente) met Christus. Bij het huwelijk ontvangt de vrouw namelijk de naam van de man (en dit geldt ook bij het huwelijk tussen Christus en Zijn Bruid). Ook de vereenzelviging van Filadelfia met “het nieuwe Jeruzalem”[4] is een aanduiding dat wij hier met de Bruidsgemeente te doen hebben (zie vers 12 – en vergelijk dit met Openb. 21:2). In de dagen van Filadelfia zullen de geveinsde/schijnheilige en valse christenen niet langer verborgen blijven (zie vers 9). Alle kwaad en ongerechtigheid in de Gemeente zal geopenbaard en uitgedreven worden (vergelijk de geschiedenis van Ananias en Saffira – zie Hand. 5).

Laodicea
Laodicea, tenslotte, is de “Gemeente van de dwaze maagden”, de Gemeente van die kinderen Gods die geestelijk niet “gereed” zullen zijn, wanneer Jezus wederkomt (de “dwaze maagden” behoren weliswaar tot de “aanvankelijke” Bruidsgemeente, maar niet tot de “uiteindelijke”).
Kenmerken van deze gelovigen zijn:
geestelijke lauwheid (zie vers 15-16 – vergelijk het “uit Mijn mond spuwen” met het “uitwerpen in de buitenste duisternis” van Mattheüs 25 vers 30 – het zijn verwijzingen naar de Grote Verdrukking),
zelfingenomenheid en een “groot” denken van zichzelf (verkapte hoogmoed), zie vers 17.
Het zijn eigenschappen die samengaan met wereldsgezindheid en vleselijkheid. Het is een Gemeente die een ZOGENAAMDE, schijnbare, geestelijke welvaart kent. Schijnopwekkingen en een voortdurend welslagen – voor wat betreft uiterlijke zaken – zullen haar zover brengen. Maar zij mist wat de uiteindelijke Bruidsgemeente WEL bezit, namelijk:
het “goud” van de Heilige Geest,
de “witte klederen” van reinheid en gerechtigheid (nodig om de Bruiloft van het Lam[5] in te kunnen gaan), en
de “ogenzalf” van de Heilige Geest (zodat zij met geestelijke blindheid geslagen is), zie vers 18.

KLIK HIER als u deze studie – die te lang is voor op het weblog – verder wilt lezen.


H. Siliakus/A. Klein


  • Als onze (eindtijd)studies u interessant lijken, zouden wij het fijn vinden als u ook anderen op onze website en/of ons weblog (met 2 maal per maand een ‘nieuwsbrief’) wilt attenderen
  • Zie voor onze Bijbelstudies www.eindtijdbode.nl/
  • Nog niet alle studies staan op onze website vermeld

[1] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl/ – de studie “De 5 wijze en de 5 dwaze maagden en hun eigen lotsbestemmingen in de eindtijd” van E. van den Worm of “Een ANDER geluid – Het verschil tussen ‘het Lichaam van Christus’ en ‘de Bruid van Christus’”, van A. Klein.
[2] Zie eventueel op onze website de studie “Drie grote toekomstige scheidingen” van H. Siliakus.
[3] “En er verscheen een groot teken in de hemel (het koninkrijk der hemelen op aarde, de Gemeente/Kerk): een vrouw (de vrouw van het Lam), bekleed met de zon, en de maan was onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren” (Openb. 12:1, HSV). De Bruid (NA haar huwelijk “de Vrouw” – zie noot 11) is hier bekleed en doorkleed met de drievoudige openbaring van de almachtige God (nl. de zon: beeld van de Vader; de maan: beeld van de Zoon; de sterren: beeld van de Heilige Geest).
• Vergelijk Openbaring 12:1 ook nog met Hooglied (het boek over de Bruid en Bruidegom) 6 vers 10 (NBV): “Wie is zij, die daar oplicht als de dageraad, zo helder als de volle maan, zo stralend als de zon, zo ontzagwekkend als een vaandelvrouw?”
• En ook nog met Jesaja 60 vers 1-3: “Sta op (d.i. blijf niet in uw zonden of geestelijke slaap “liggen”), word (geestelijk) verlicht, want uw licht (de Here Jezus Christus, in en door de Heilige Geest) komt en de heerlijkheid van de Here gaat over u op. 2 Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u (d.i. de Bruid) gezien worden (zie noot ). (NBG) 3 Volken laten zich leiden door jouw (van God ontvangen) licht, koningen door de glans van je schijnsel.” (NBV)
[4] Zie eventueel op onze website de studie “Het nieuwe Jeruzalem, de Bruid van het Lam van God, het Lichaam van Christus” van E. van den Worm.

zaterdag 23 januari 2010

Boekbespreking 1: God gaat in de eindtijd de Gemeente/Kerk en de wereld schudden



Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. v.d. Worm[1],
uitgegeven door “uitgeverij De Eindtijdbode”.


Waarom gaat de Here de naties schudden?
De Here gaat al de naties in de eindtijd, vlak voor Zijn wederkomst, schudden, omdat de ongerechtigheid onder de naties zich heeft vermenigvuldigd en zich verder gaat vermenigvuldigen.
“En omdat de wetsverachting (d.i. de ongerechtigheid) toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen.” (Matth. 24:12)
“En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen (van de wederkomst) van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen (men geeft prioriteit aan het aardse) tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en ALLEN verdelgde. Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen.” (Luk. 17:26-29)
“Toen de Here zag, dat de boosheid van de mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde boos was, berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. En de Here zei: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem UITROEIEN, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. Maar Noach vond genade in de ogen van de Here.” (Gen. 6:5-8)
De Here God brengt dus in de eindtijd Zijn oordelen over de aarde om haar bewoners tot bekering te brengen.
“Wanneer uw gerichten (of: oordelen) op de aarde zijn, leren de inwoners der wereld gerechtigheid.” (Jes 26:9b)
“Nabij is de grote dag des Heren, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des Heren; bitter schreeuwt dan de held. Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de Here gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des Heren. Door het vuur van Zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden.” (Zef. 1:14-18)
“Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, voordat het besluit tot uitvoering komt (als kaf gaat een dag voorbij) voordat over u komt de brandende toorn des Heren, voordat over u komt de dag van de toorn des Heren. Zoekt de Here, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des Heren.” (Zef. 2:1-3)
Hij wil namelijk vóór Zijn wederkomst nog een grote zielenoogst van ontelbare zielen in Zijn hemels Koninkrijk brengen.
“Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen.” (Openb. 7:9)
Ook Paulus profeteerde van deze Goddelijke schudding in de eindtijd.
“Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een PLOTSELING verderf, en zij zullen geenszins ontkomen.” (1 Thess. 5:1-3)
Hij spreekt van een PLOTSELING verderf, dat over de wereld komt, dat de wereld zal ervaren als de weeën van een zwangere vrouw. Weeën van een zwangere vrouw, als haar tijd van baren gekomen is, geschieden plotseling, in steeds toenemende mate en met steeds snellere opeenvolging.
Mijns inziens is deze schudding door de Heer van de naties al begonnen.

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein


NOOT:
De aardbeving in Haïti (van 1,5 week geleden) had een kracht van ruim 7 op de schaal van Richter. Het is opmerkelijk dat het aantal zware aardbevingen toeneemt. Een week eerder werden de Salomons Eilanden getroffen door een beving met een kracht van 6,2.


[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009, klik hier.

zondag 10 januari 2010

Podium en Gemeente – deel 7



Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.





Hoofdstuk 7
Ouderlingen en diakenen

Wat wordt in Gods Woord onder opziener of ouderling verstaan?

Uit de brief van Paulus aan Timotheüs leren wij, dat er twee soorten van opzieners of ouderlingen zijn.
“Bewijs aan ouderlingen die goed regeren, dubbele eer, vooral aan hen die arbeiden in het Woord en in de leer.” (1 Tim. 5:17, HSV)
Er zijn dus ouderlingen of opzieners in de meer beperkte betekenis van het woord, dus in de (gangbare) betekenis van: helpers van de voorganger van de plaatselijke Gemeente, in de geestelijke zaken, dus om de Gemeente te helpen wijden, en te helpen om over de Gemeente te “regeren”, zoals bovenstaande Bijbeltekst het uitdrukt. Onder ouderlingen of opzieners in de ruimere zin van het woord verstaat men: apostelen, herders, evangelisten en leraars. Dit zijn degenen “die arbeiden in het Woord en in de leer”. Maar… deze laatstbedoelde ouderlingen moeten zich echter niet méér achten dan de eerstbedoelde; want de christelijke gulden regel[1] zegt immers, dat “de één de ander voortreffelijker moet achten dan zichzelf” (zie Filip. 2:3). Deze laatstbedoelde ouderlingen hebben de gave van het Woord ontvangen, zij het in verschillende zin en mate, als een roeping van Gods Geest en niet uit zichzelf! En wat willen wij doen of zeggen, als de Heilige Geest hen daarvoor (d.i. voor die taak of bediening) wil gebruiken! Gods Geest is supreme en souverein (d.i. Hij is de Allerhoogste en een Oppermachtig Heerser)! Glorie voor God. Zo heeft Gods Geest Filippus en Stefanus geroepen als evangelisten, terwijl de Gemeente van Jeruzalem (onder leiding van de 12 apostelen, zie Hand. 6:2-5), hen tot diakenen had aangesteld. En de apostelen dachten er geen moment aan om tegen de wil van Gods Geest in te handelen.
Vandaag-de-dag zouden vele voorgangers dit echter wèl doen, wèl tegen Gods Geest ingaan, gedreven door menselijke kortzichtigheid en angst voor concurrentie, al gaat het doordrijven van hun eigen wil onder het mom van “het willen doen wat de Heilige Geest hen heeft geopenbaard”! In feite zijn zulke voorgangers bang dat die ouderling zich ontwikkelt in de lijn van ‘openbaarder van Gods verborgenheden’ en zij laten niet toe dat Gods Geest beslag krijgt op zijn leven door – op menselijke wijze – paal en perk te stellen aan zijn arbeid. Zij geven zo iemand gewoonweg géén gelegenheid. Soms leidt men hen wel op, maar men vertelt ze toch niet alles, bang als deze voorgangers zijn dat zulke ouderlingen hen straks zullen overvleugelen (d.i. in het geestelijke zullen overtreffen)!
De Heilige Geest werkt echter heel anders, namelijk op de manier zoals Hij dat ook door een rechtgeaarde[2] arbeider als Paulus kon bewerkstelligen: “Want ik heb niet nagelaten u heel de raad van God te verkondigen.” (Hand. 20:27, HSV)
Datgene wat Paulus van de Heilige Geest ontvangen had gaf hij ook aan zijn jongere medegelovigen door en bewaarde dat niet voor zichzelf. Glorie voor Jezus!
Wel mijn broeders en mede-voorgangers, wij hoeven niet bang te zijn voor concurrentie of voor al dat soort dingen, want als wij hieraan beginnen, komen wij zelf geestelijk niet vooruit, omdat wij de Heilige Geest hierin weerstaan! Wij laten ons dan leiden door ons vlees! En God zal onze kandelaar, als wij Hem getrouw en oprecht dienen, heus niet van zijn plaats wegnemen![3] Zijn wij niet ALLEN van Hem afhankelijk? De Here Jezus Christus was nooit bang voor concurrentie. Hij maakte Zijn discipelen deelgenoot van Zijn heerlijkheid; Hij vertelde hun over heel de raad van God”; Hij leidde hen dieper in Gods Woord, dieper dan de massa die het nog niet kon dragen. Dat Hij hun nog niet alles heeft kunnen vertellen, is begrijpelijk, als wij het raadsplan van God kennen en de geestelijke tekortkomingen van Zijn discipelen zien, ondanks Zijn leiding. Zelfs nog bij Zijn hemelvaart vroegen ze Hem of Hij Zijn Koninkrijk NU ging openbaren… Ondanks alles hadden zij nog steeds een aards koninkrijk voor ogen en verlangden zij naar de grootheid van Israël, met Hem als Koning!

De Schriftuurlijke voorwaarden, waaraan opzieners of ouderlingen hebben te voldoen
“Dit is een betrouwbaar woord: als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk. Een opziener nu moet onberispelijk zijn,
1. de man van één vrouw,
2. nuchter (SV: wakker),
3. matig,
4. eerbaar,
5. gastvrij,
6. bekwaam om (Gods Woord) te onderwijzen,
7. niet verslaafd aan (SV: niet genegen tot) wijn,
8. niet vechtlustig (SV: geen smijter)[4] ,
9. niet uit op schandelijke winst, maar welwillend (SV: bescheiden)[5] , niet strijdlustig en niet inhalig.
10. Hij moet zijn eigen huis goed besturen, zijn kinderen onderdanig houden, in alle eerbaarheid. (Want als iemand zijn eigen huis niet weet te besturen, hoe zal hij voor de gemeente van God zorg dragen?)
11. Hij mag geen pasbekeerde zijn, opdat hij niet hoogmoedig wordt en daardoor onder het oordeel van de duivel valt.
12. En hij moet ook een goed getuigenis hebben van buitenstaanders, opdat hij niet in opspraak komt en in een strik van de duivel terechtkomt.” (1 Tim. 3:1-7, HSV)
Dit Bijbelgedeelte begint met de eis dat een opziener ONBERISPELIJK moet zijn: er mag niets op hem aan te merken zijn in zijn “handel en wandel”. Dan vervolgt het Woord met een opsomming van zaken waarin een opziener onberispelijk moet zijn.

1. Een opziener moet “de man van één vrouw” zijn

Vóór alles moet een opziener of ouderling onberispelijk zijn in zijn huwelijksleven; hij moet zijn: DE MAN VAN ÉÉN VROUW. Wat wil dat zeggen? In deze Bijbelse manier van zeggen ligt het “niet-gescheiden-mogen-zijn” opgesloten. Immers, al is iemand voor de (aardse) wet gescheiden, dan is hij dat nog niet voor God; want een huwelijk wordt bij God slechts ontbonden door de dood! In het licht van Gods Woord heeft een gescheiden man, die daarna weer hertrouwd is, dus twee vrouwen, al heeft hij in het geheel geen gemeenschap meer met zijn eerste vrouw. Een gescheiden man zal dus nooit opziener in de Gemeente mogen zijn! Denk erom, ik spreek over een gescheiden en hertrouwd zijn in de bekeerde staat. Wat de betrokkene vroeger, als heiden, gedaan heeft en hoe hij toen geleefd heeft, is een geheel andere zaak. Gods Woord richt zich tot christenen, tot kinderen van God. Dit niet-gescheiden-mogen-zijn slaat op ùw leven, nàdat u zich hebt bekeerd. Het doet er dus niet toe, hoe uw huwelijksleven was vóór u zich bekeerde; u leefde toen in duisternis en wist niet, hoe God het wilde hebben. NU staat u echter in het Licht van God en uw leven hebt u dus nu te richten naar Zijn Woord; want u hebt nu Jezus Christus aangenomen als uw Levensheer. Wat de Here ONheilig acht, mag door u niet heilig worden geacht. God heeft het voor het zeggen in Zijn Wijngaard, in Zijn Gemeente, in Zijn Lichaam.
Als de Bijbel spreekt van “man-van-één-vrouw”, dan houdt dit in dat een opziener een gehuwd man moet zijn; en wel NAAR BEHOREN getrouwd. Hij mag niet zo maar “in vrije liefde” met een vrouw samenleven, zoals dit vandaag-de-dag veel gedaan wordt in de wereld. Hij moet een christelijk huwelijk en huwelijksleven kennen.
Vanzelfsprekend sluit deze uitdrukking “man-van-één-vrouw” iedereen voor het ambt van opziener of ouderling uit die – openlijk of bedekt – in bigamie[6] leeft; en ook iedereen, die naast hun wettige vrouw nog “amourettes” hebben.

2. Een opziener moet (in geestelijke zin) “wakker” zijn
Vervolgens moet een opziener of ouderling WAKKER zijn, dus niet (in geestelijke zin) slapen. Zijn gedachtenwereld moet méér in beslag genomen worden door de dingen van de Geest; die moeten in hem de overhand hebben – dus niet de dingen van het vlees, de dingen van het alledaagse leven – om de Here in de Gemeente (steeds wéér en méér) dienstbaar te kunnen zijn. Natuurlijk mag hij zijn werk in de maatschappij, als hij dat (nog) heeft, niet verwaarlozen; hij moet ook daar een arbeider zijn op wie men aan kan, zodat de Naam van de Here daarom niet gelasterd zal worden. Maar de tijd die over blijft moet hij zo veel mogelijk aan de Here wijden.
Hoe meer zijn geest bevangen wordt met de dingen van deze wereld, hoe minder bekwaam hij zal zijn om de geestelijke dingen van de Heilige Geest te ontvangen; hoe minder bekwaam hij zal zijn om, temidden van de Gemeente, zijn werk als opziener of ouderling te kunnen doen.
“Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God.” (Kol. 3:1-3, HSV)
“Want het bedenken van het vlees is de dood, maar het bedenken van de Geest is LEVEN en VREDE.” (Rom. 8:6, HSV)
“En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar wordt innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid (d.i. van uw denken), om te kunnen onderscheiden wat de wil van God is, namelijk de goede en welgevallige en volmaakte.” (Rom. 12:2, HSV)

3. Een opziener moet “matig” zijn
MATIGHEID moet worden betracht in alles, vooral op zinnelijk gebied. Hier valt het eten en drinken onder, maar boven alles, waar een opziener tòch een getrouwd man moet zijn, het seksuele leven. Daar is véél onmatigheid op dit gebied. God vraagt van u matigheid in uw seksuele leven. Hoe kunt u anders, wat dit betreft, de jongeren tot voorbeeld zijn? Jongeren die nog in hun “Sturm-und-Drang” periode (van onstuimigheid en dadendrang) zijn, die nog een leven kennen, waarin de driften hun nog ruimschoots parten spelen. Pas als uw lusten niet meer centraal staan, kunt u een leven leiden dat aan Gods Geest onderworpen is! Zeg niet, dat het ONmogelijk is. Bij God zijn ALLE dingen mogelijk. Hij kan alle zondige werkingen van het lichaam doden door het Vuur van de Heilige Geest.
“Want als u naar het vlees leeft, zult u (geestelijk gezien) sterven. Als u echter door de Geest de (zondige) praktijken van het lichaam doodt, zult u (geestelijk gezien) leven.” (Rom. 8:13, HSV)
Nu moet u ook weer niet denken dat de Rooms-Katholieken, met hun celibaat, het bij het rechte eind hebben. Helemaal niet, want die eis staat niet vermeld in Gods Woord. Sterker nog, God Zèlf heeft het huwelijk ingesteld en gezegd dat een opziener “de-man-van-één-vrouw”, dus een getrouwd man, moet zijn. Maar wij moeten gereinigd (willen) worden van onze zondige, vleselijke lusten en onze wandel moet daarom “gekuist”[7] worden door gewillig – achter Jezus aan – de kruisweg te volgen; weliswaar levende te midden van deze wereld, maar niet behorende tot deze wereld! Het geheim van een overwinnend (geestelijk) leven is, naast een onwrikbaar geloof (in het, voor ons persoonlijk, volbrachte offer van Christus aan het kruishout van Golgotha), het beslist kennen van een in alle opzichten – dus ook in het seksuele – overgegeven leven aan onze Here Jezus Christus. Dan worden wij door Gods Geest gelouterd in het Vuur van Zijn Wezen. Alleen zo kunt u, net als Paulus, uw lichaam – DOOR DE HEILIGE GEEST – bedwingen en het tot dienstbaarheid brengen aan onze Here Jezus Christus, en aan Zijn Gemeente. Halleluja! Hebt u wel eens een kaars zien opbranden? Zij brandt het helderst, als zij op haar eind is. Zo is het ook met uw en mijn leven. Hoe meer het kruisproces in ons wezen voltooid wordt, hoe wonderbaarlijker ons getuigenis en arbeid voor de Here is. Geprezen zij Zijn wonderbare Naam!
In het huwelijksleven moeten man èn vrouw deze kruisweg in Jezus Christus willen volgen, anders is er geen houden aan! Gods Woord onderkent de grote kracht van de seksuele drift, want er staat geschreven:
• “Onttrek u niet aan elkaar, behalve met onderling goedvinden voor een bepaalde tijd, om u te wijden aan vasten en bidden. Kom daarna weer bij elkaar, opdat de satan u niet zal verzoeken, OMDAT U ZICH NIET KUNT ONTHOUDEN.” (1 Kor. 7:5, HSV)
Daarom moeten wij ook niet meer willen doen dan de genade van God in het leven van beiden, man èn vrouw, heeft bewerkt. Altijd moeten wij in ons leven een geestelijk evenwicht handhaven en nooit naar één kant doorslaan. Dit is nooit Gods wil. "Overgeestelijkheid" wordt nooit veroorzaakt door de Heilige Geest, maar is een vrucht van het vlees dat voor Jezus uit wil lopen! Kom daarom beiden tot Jezus met hetzelfde gemoed en hetzelfde gevoelen. God wil dat wij, net als Abraham, tegen de Here zeggen: “Zie, hier ben ik”! (Gen. 22:1c). Laat God over uw leven beschikken! Wat wij, mensen, niet kunnen, dat doet Hij! Hij zal ons herscheppen door Zijn Woord, zoals er geschreven staat in Psalm 107 vers 20: “Hij zond Zijn Woord en heelde hen!”
Prijs Zijn wondervolle Naam! God zit nog altijd op Zijn troon; Hij is almachtig! Hij zal Zijn weg gaan in uw hart en leven, als u wilt leren om datgene te willen, wat Hij wil. Dan zal HIJ het doen. Halleluja!

KLIK HIER om deze studie (deel 7) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen![8]

CJH Theys[9]

[1] Een gulden regel = Een wijze vermaning of een goede raad.
[2] Rechtgeaard = De goede aard (of natuur) hebbend. Ook wel: Echt of rechtschapen (d.i. eerlijk).
[3] Een waarschuwing uit Openbaring 2:5 aan de Gemeente te Efeze, bestemd voor christenen die zich niet willen bekeren (d.i. afkeren van hun liefdeloze en dus zondige “handel en wandel”).
[4] De (tussen haakjes) toegevoegde woorden vanuit de oude Statenvertaling (SV) is in dit Bijbelgedeelte vooral gedaan omdat de uitleg (zie de sub-titels met de nummers 1 t/m 12) oorspronkelijk vanuit de Statenvertaling is gedaan.
[5] Zie noot 4.
[6] Bigamie = Het gelijktijdig met twee (of zelfs nog meer) personen gehuwd zijn.
[7] Gekuist, van het werkwoord “kuisen” = Hier: Gezuiverd worden (van alles wat zondig en ongepast is).
[8] Voor deel 1 t/m 6 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10 en 10/11 en 10-12-2009.
[9] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23-8-2009.
• De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands.