.
1. Een in zonde verdwaalde christen – ofwel: een christen die nog steeds of opnieuw in zonde leeft en/of wereldsgezind is – moet ZICH (opnieuw en totaal) BEKEREN tot God, Die in Christus Jezus barmhartig is.“Bekeer u” staat er in Markus 1:15. Hij of zij moet zich bekeren en ALLE vormen van zonde de rug toekeren, en zich tot God keren om genade.
2. Een in zonde verdwaalde christen moet GELOVEN in Gods Evangelie van genade en barmhartigheid, in het offer van het Lam van God op Golgotha, waar Hij de zondeschuld van de gehele mensheid heeft BETAALD. In Hebreeën 9 vers 11-12 lezen wij: “Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volkomen (SV: volmaakte, d.i. hemelse) tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze (aardse) schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.”[1]
Verder moet een in zonde verdwaalde christen geloven, dat het Lam van God – na Zijn dood en opstanding – ten hemel is gevaren en is gezeten op de hemeltroon aan de rechterhand van Zijn Vader vanwaar Hij, als Hogepriester en Middelaar[2], tussen God en mensen Zijn 7 Geesten[3] uitzendt naar de gehele aarde om allen – uit de mensen, die zich berouwvol tot Hem hebben bekeerd – deel te geven aan Zijn overwinning over de zondemacht[4], omdat Hij hen zondeschuld zodoende VOLKOMEN heeft betaald. Daarom kan Hij hen – na hun berouwvolle bekering – vergeven en verlossen. “En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe Verbond (of: Testament)” (Hebr. 9:15a). “En ik zag, en zie, in het midden van de troon en van de vier dieren[5] en in het midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God[6], die uitgezonden zijn over heel de aarde” (Openb. 5:6).
Verder onderwijst ons Gods Woord in Johannes 3 vers 16: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft”. Maar als wij verder lezen, zegt vers 36: “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem (of haar)”. Wij zien hier, dat geloven alleen niet voldoende is, maar de zondaar of zondares moet ook zijn of haar zonden bij God belijden en – door Hem – ervan verlost worden.
3. Een in zonde verdwaalde christen moet zijn of haar zonden bij God, maar ook bij wie hij of zij schuldig is, belijden. In 1 Johannes 1 vers 9 lezen wij: “Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid”. Terwijl wij in Jesaja 59 vers 1-2 (NBG) lezen: “Zie, de hand des Heren is niet te kort om (u) te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om (u) te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij (u) niet hoort.”
4. Wat een in zonde verdwaalde christen heeft misdaan, moet – indien mogelijk – worden hersteld.
In Lukas 19 vers 8 lezen wij dat Zachéus zegt: “…en als ik van iemand iets heb afgeperst (SV: door bedrog ontvreemd heb), geef ik dat vierdubbel terug”. En, iets dergelijks lezen wij ook in het Bijbelboek Leviticus 5 vers 16.
5. De enige, die een zondaar van de macht van de zonde kan verlossen is het Lam van God, Jezus Christus, Die op Golgotha de zondeschuld van alle mensen volkomen heeft betaald. Daarom moet een in zonde verdwaalde christen tot Hem, de Geest van het Lam van God, de enige Verlosser van de zondemacht, komen voor verlossing van zijn of haar zonden. Dit kunnen wij in Matthéus 11 vers 28 lezen: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven”.
2. Een in zonde verdwaalde christen moet GELOVEN in Gods Evangelie van genade en barmhartigheid, in het offer van het Lam van God op Golgotha, waar Hij de zondeschuld van de gehele mensheid heeft BETAALD. In Hebreeën 9 vers 11-12 lezen wij: “Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volkomen (SV: volmaakte, d.i. hemelse) tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze (aardse) schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.”[1]
Verder moet een in zonde verdwaalde christen geloven, dat het Lam van God – na Zijn dood en opstanding – ten hemel is gevaren en is gezeten op de hemeltroon aan de rechterhand van Zijn Vader vanwaar Hij, als Hogepriester en Middelaar[2], tussen God en mensen Zijn 7 Geesten[3] uitzendt naar de gehele aarde om allen – uit de mensen, die zich berouwvol tot Hem hebben bekeerd – deel te geven aan Zijn overwinning over de zondemacht[4], omdat Hij hen zondeschuld zodoende VOLKOMEN heeft betaald. Daarom kan Hij hen – na hun berouwvolle bekering – vergeven en verlossen. “En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe Verbond (of: Testament)” (Hebr. 9:15a). “En ik zag, en zie, in het midden van de troon en van de vier dieren[5] en in het midden van de ouderlingen stond een Lam als geslacht, met zeven horens en zeven ogen. Dat zijn de zeven Geesten van God[6], die uitgezonden zijn over heel de aarde” (Openb. 5:6).
Verder onderwijst ons Gods Woord in Johannes 3 vers 16: “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft”. Maar als wij verder lezen, zegt vers 36: “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem (of haar)”. Wij zien hier, dat geloven alleen niet voldoende is, maar de zondaar of zondares moet ook zijn of haar zonden bij God belijden en – door Hem – ervan verlost worden.
3. Een in zonde verdwaalde christen moet zijn of haar zonden bij God, maar ook bij wie hij of zij schuldig is, belijden. In 1 Johannes 1 vers 9 lezen wij: “Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid”. Terwijl wij in Jesaja 59 vers 1-2 (NBG) lezen: “Zie, de hand des Heren is niet te kort om (u) te verlossen, en Zijn oor niet te onmachtig om (u) te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij (u) niet hoort.”
4. Wat een in zonde verdwaalde christen heeft misdaan, moet – indien mogelijk – worden hersteld.
In Lukas 19 vers 8 lezen wij dat Zachéus zegt: “…en als ik van iemand iets heb afgeperst (SV: door bedrog ontvreemd heb), geef ik dat vierdubbel terug”. En, iets dergelijks lezen wij ook in het Bijbelboek Leviticus 5 vers 16.
5. De enige, die een zondaar van de macht van de zonde kan verlossen is het Lam van God, Jezus Christus, Die op Golgotha de zondeschuld van alle mensen volkomen heeft betaald. Daarom moet een in zonde verdwaalde christen tot Hem, de Geest van het Lam van God, de enige Verlosser van de zondemacht, komen voor verlossing van zijn of haar zonden. Dit kunnen wij in Matthéus 11 vers 28 lezen: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven”.
6. Een in zonde verdwaalde christen moet Hem in zijn of haar hart binnenlaten, opdat Hij Zijn verlossingswerk in zijn of haar wezen kan volbrengen. Als de bekeerling om deze inwoning of doop in de Geest zal bidden, zo zal Hij deze bede verhoren. Dit kunnen wij lezen in Lukas 11:13 “Als u die (van nature) slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest (d.i. de Geest van het Lam, Die bereid was te sterven[7]) geven aan hen die (daarom) tot Hem bidden”.
Deze binnenkomst van de Geest van het Lam van God heeft een vijfvoudig doel:
1. Hij wil de bekeerling troosten bij moeilijkheden, ziekte of tegenslag in dit aardse leven.
2. Hij wil de bekeerling deel geven aan Zijn kruisdood tot verlossing van de zondemacht[8], die diep in zijn of haar ziel woont.
3. Hij wil het nieuwe Christusleven[9] in hem of haar inbouwen.
4. Hij wil hem of haar geestelijke sterkte geven om alle aanvallen van welke duistere macht ook in dit aardse leven te kunnen weerstaan en te overwinnen.[10]
5. Sommige van de (echte en oprechte) bekeerlingen zal Hij roepen tot deelname aan de arbeidszalving[11] tot opbouw van Gods Gemeenten/Kerk in deze wereld. De overige (echte en oprechte) bekeerlingen zal Hij tot getuigen[12] maken van Zijn overwinning in hun leven
1. Hij wil de bekeerling – de echt en oprecht van de zonde bekeerde christen – troosten.
In Johannes 14 vers 16-17 lezen wij: “En Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijft tot in eeuwigheid, namelijk de Geest van de waarheid (Gods), Die de wereld (dus ook de wereldsgezinde christen) niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar u kent Hem, want Hij blijft bij u en zal IN u zijn”.
KLIK HIER als u deze studie - die te lang is voor op het weblog - verder wilt lezen.
Nieuwe studie van E. van den Worm,
Van de Heer ontvangen en opgeschreven in juni 2009, op 94 jarige leeftijd!
[1] De Bijbelteksten zijn uit de HSV (de Herziene Statenvertaling), tenzij anders vermeld.[2] Middelaar = Tegenwoordig beter bekent als (het Engelse woord) Mediator – wat een tussenpersoon of bemiddelaar betekent.
[3] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – de studie: “De 7 Geesten van God en van het Lam van God”.
[4] Zie eventueel op onze website de studie: “De overwinnaars; over (de macht van) zonde en satan in de eindtijd”.
[5] De letterlijke vertaling is: De 4 levende wezens.
[6] Zie noot 3.
[7] Want… ook wij moeten bereid zijn (of worden) om af te sterven aan onze oude, zondige natuur.
[8] Zie noot 4.
[9] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – de studie: “Lukas: Het Boek van de NIEUWE MENS in Christus”.
[10] Zie noot 4.
[11] Deelname aan de arbeidszalving = Hij geeft Zijn zalving – in en door Zijn Geest – aan Zijn, door Hem verkozen, dienstknecht, om voor Hem te (kunnen) arbeiden naar Zijn wil en welbehagen.
[12] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl – de studie: “Onze aardse roeping: En u zult Mijn getuigen zijn”.