donderdag 9 december 2010

Boekbespreking 22: Heiligmaking

.
Een Bijbelstudie van Bijbelleraar E. van den Worm,[1]
uitgegeven door uitgeverij “De Eindtijdbode”.

1. Wat is heiligmaking?
Ze is de veranderende Goddelijke bewerking, die van een zondaar een heilige maakt; een mens die er innerlijk en uiterlijk door verlost wordt van zijn zonden en voortaan innerlijk en uiterlijk doet leven in de heiligmaking en rechtvaardigmaking door God.
De Schrift leert ons, dat wij dit niet in eigen, menselijke kracht moeten zoeken te bereiken.
Tit. 3:3-5 "Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkaar hatende. 4 Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, 5 heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de Heilige Geest,"
Rom. 3:21-26 "Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods (in het vlees) openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, 22 en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid. 23 Want allen hebben gezondigd en derven (d.i. missen) de heerlijkheid Gods, 24 en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. 25 Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in Zijn bloed, om Zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden; 26 om Zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is."

2. Deze Goddelijke heiligmaking en rechtvaardigmaking wordt ons ingebouwd door ons geloof in en door onze Heiland, de Here Jezus Christus.
Hij werkt dit in ons uit door Zijn Heilige Geest.
• Wij hebben Zijn, Goddelijk aanbod van deelgave aan Zijn dood en opstanding, die Hij voor ons heeft volbracht, aan te nemen, er deel aan WILLEN nemen.
• Wij moeten er één plant mee WILLEN worden gemaakt,
• Wij moeten Zijn op Golgotha geofferd vlees geestelijk WILLEN eten,
• Wij moeten Zijn bloed geestelijk WILLEN drinken.
• Wij hebben dit zolang onze heiligmaking nog niet volkomen is volbracht, gedurig (d.i. altijd) te WILLEN doen.
1 Kor. 1:30 "Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing,"

2 Thess. 2:13 "Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid."
Rom. 6:5 "Want indien wij met Hem één plant geworden zijn in de gelijkmaking van Zijn dood, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking van Zijn opstanding." (SV)
Joh. 6:48-58 "Ik ben het Brood des levens. 49 Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven; 50 dit is het Brood, dat uit de hemel nederdaalt, opdat wie ervan eet, niet sterve. 51 Ik ben het levende Brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit Brood eet (eten is een vrijwillige daad) hij zal in eeuwigheid leven; en het Brood, dat Ik geven zal, is Mijn vlees, voor het leven der wereld. 52 De Joden dan streden onderling en zeiden: Hoe kan Deze ons Zijn vlees te eten geven? 53 Jezus dan zei tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongste dage. 55 Want Mijn vlees is ware spijs en Mijn bloed is ware drank. 56 Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet, leven door Mij. 58 Dit is het Brood (beeld van Jezus, het levendmakende Brood), dat uit de hemel nedergedaald is; niet gelijk de (voor)vaderen gegeten hebben en gestorven zijn; wie dit Brood eet, zal in eeuwigheid leven."
2 Kor. 4:10-11 "Te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het (opstandings)leven
van Jezus zich in ons lichaam openbare. 11 Want voortdurend worden wij, die leven, aan de dood overgeleverd, om Jezus’ wil, opdat ook het (opstandings)leven van Jezus zich in ons sterfelijk vlees openbare."
Nu is geloven ook geen zaak, die wij uit onszelf op kunnen brengen, maar het is een gave van God, als wij ons tot Hem hebben bekeerd van onze zonden en deze bij Hem hebben beleden.
Ef. 2:8-9 "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; 9 niet uit werken, opdat niemand roeme."
1 Joh. 1:9 "Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid."

Tot zover de “Boekbespreking”. Als u deze studie wilt lezen, KLIK HIER.

A. Klein

[1] Als u iets meer wilt weten over deze Bijbelleraar, zie dan het artikel op ons Weblog van 23-10-2009. KLIK HIER