woensdag 10 februari 2010

Podium en Gemeente – deel 8

.

Schriftuurlijke richtlijnen, praktische wenken en raadgevingen voor hen, die in een Gemeentelijke bediening staan.





Hoofdstuk 8
Ouderlingen en diakenen in de praktijk van de Gemeente

Ouderlingen en diakenen moeten werken met inzicht en eensgezind zijn
Er zijn zoveel christenen die denken dat het dienen van God slechts gebeuren kan met “podiumwerk”, met het spreken vanaf het podium, daarom vlassen[1] velen vooral op dit werk. De andere aspecten of dienstbetoon aangaande het werk in Gods geestelijk Koninkrijk zien zij niet en willen zij niet zien. In hun ogen is een goede ouderling van minder waarde is dan de allerberoerdste “voorganger”, maar… God kan die ouderling zo gebruiken dat het werk in de Gemeente tòch door- en voortgaat, ondanks die “beroerde” voorganger. Zoals God ons ook (als voorbeeld) te zien geeft in de Bijbel. Want, waar Barak in gebreke bleef, toen hij tot actie moest komen in de Naam van de Here, gebruikte de Here zelfs een zwakke vrouw, de profetes Debora, en maakte haar tot richteres van Israël (zie Richteren, hoofdstuk 4 en 5). God passeerde zó Barak! Daarom, laten wij mannen ons ook “mannelijk”[2] gedragen in de dienst van de Here.
Laten alle arbeiders de (geestelijke) toestand in de eigen Gemeente eerlijk onder ogen durven zien. Sommige Gemeentelijke tekortkomingen liggen aan de oppervlakte, maar andere worden pas ontdekt als u MET en IN die Gemeente leeft. Hoe nodig is daarom het werk van de PLAATSELIJKE arbeiders!
Het is moeilijk voor ons, christenen, om de dingen net zo te (leren) zien als God ze ziet. En wat God ziet, aangaande het “reilen en zeilen” van de Gemeente, is altijd de waarheid. Het is niet prettig om te horen dat wij, naar Gods oordeel, behoren tot de Gemeente van Laodicea… (zie Openb. 3:14-22)[3]. De overgrote meerderheid van de Laodicea-Gemeente is in Gods ogen namelijk (geestelijk) “naakt en blind”; het zijn christenen die geen “ogenzalf” hebben, die geen geestelijk inzicht hebben. Maar als wij gewillig zijn en eerlijk, dàn zullen wij moeten erkennen dat Gods Woord de Waarheid is. Het erkennen van deze waarheid, maar ook deze Goddelijke aanklacht aangaande onze geestelijke lauwheid – die vooral stimulerend in ons zou moeten werken – moeten ons op de knieën brengen, waar wij ons voor God zullen vernederen onder belijdenis van onze tekortkomingen, zonden en gebreken. Dan pas kan God iets doen in ons persoonlijk leven en – wanneer Hij ons innerlijk VERNIEUWD zal hebben – dan kan Hij ons leren om te werken en te bidden voor het geheel!
Er wordt vandaag-de-dag veel gesproken en nagedacht over de eenheid van Gods Gemeente/Kerk, maar kan er sprake zijn van eenheid in het groot, als er in ‘het eigen Jeruzalem’, in de eigen Gemeente/Kerk, nog geen eenheid is? Bovendien is de eenheid naar de Schrift niet mogelijk door MENSELIJKE activiteiten, maar alleen door de bediening en heerlijkheid van de Heilige Geest! Eerst moeten wij PERSOONLIJK de Heilige Geest GOED ontvangen hebben en wel zó, dat Hij Zich – door ons heen – kan ontplooien en manifesteren[4]. Niet eerder kan God ons – door Zijn Geest – leren bidden voor die (Goddelijke) eenheid. Lees Johannes 17, geliefden, lees dit hoofdstuk biddend en de Geest van God zal u de waarheid laten zien; Hij zal u laten zien waarom Jezus zó voor die (Goddelijke) eenheid kon bidden. Daar was “de heerlijkheid van God” in Zijn bediening! En deze (Goddelijke) heerlijkheid hebben wij te zoeken en in deze (Goddelijke) heerlijkheid hebben wij te arbeiden!
Laten de dienaars/werkers in de Gemeente daarom EENSGEZIND, schouder aan schouder, voor de Here arbeiden. Er kan geen waarachtige eensgezindheid bestaan, als er geen NEDERIGHEID gevonden wordt, geen ware (Goddelijke) liefde; als men niet “één van ziel en één van gevoelen” is. Er kan geen Schriftuurlijke eenheid zijn als ALLEN – in het hoofd en in het hart – niet HETZELFDE denken en voelen.
“Maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel en één van gevoelen bent. Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in ootmoed de één de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.” (Filip. 2:2-3, HSV)
Indien de – o zo noodzakelijke – eensgezindheid in de Gemeente in gevaar komt, dan moet er ook doeltreffend worden ingegrepen. Paulus hoorde tijdens zijn afwezigheid van de onenigheid die er bestond tussen twee arbeidsters in de Gemeente te Filippi, genaamd Euodia en Syntyche. Hij pakte de koe bij de horens en vermaande die twee bij name in zijn brief aan die Gemeente.
“Ik roep Euodia en Syntyche ertoe op eensgezind te zijn in de Here”. (Filip. 4:2, HSV)
Als er, zelfs tussen twee gelovigen in dezelfde Gemeente, een zekere rancune in het hart wordt gekoesterd, geeft dat een terugslag op die Gemeente, omdat zoiets de Geest van God bindt in Zijn manifestatie, in Zijn werkingen en (Geestes)uitingen in die Gemeente. En dit gebeurd ook als er AFGUNST wordt gekoesterd in het hart van de één ten aanzien van de ander! Kortom, als wij plaats geven aan vleselijke gevoelens boven de tucht van de Heilige Geest, dan is het einde daar! Deze vleselijke gevoelens hoeven nu niet direct overspel en/of hoererij te zijn; het kunnen relatief kleine dingen zijn, vandaar dat wij in het (Bijbel)boek Hooglied[5] lezen over “kleine vosjes” die DE WIJNGAARD BEDERVEN (zie Hgl. 2:15)! Bid daarom dagelijks in uw avond- en ochtendgebed om reiniging van uw wezen – in en door het Bloed van het Lam – en overdenk, voordat u ’s nachts gaat slapen, waarmee u de Here die dag hebt bedroefd en leg die feiten berouwvol neer aan de voet van Zijn kruis! Zó zal Hij u vergeven en vernieuwen. Laat verzoening daar zijn, eer de zon ten onder gaat, verzoening met de Here en met uw medemensen!

Kandidaten voor ouderling of diaken moeten eerst worden beproefd
Zowel bij de functie van ouderling alsook bij die van diaken is het belangrijk, en Bijbels, dat de kandidaten voor deze functie eerst worden beproefd, voordat zij tewerk worden gesteld. Wij staan aan de veilige kant, als wij doen wat God zegt. Er zijn voorschriften voor het Gemeenteleven, zoals deze, die wij niet mogen veronachtzamen, juist omdat wij leven in benarde tijden.
U kunt in de Gemeente niet “onderwijzen en vermanen”, als u aan datgene wat u onderwijst of waarin u vermaant zelf nog mank gaat. Om – vanuit een oprecht hart – te kunnen “onderwijzen en vermanen” moeten werkers eerst zelf worden beproefd of zij blijven volharden in het geloofsleven volgens de gezonde (Bijbelse) leer.
Onderwijs van iemand die zelf niet volhardt in het geloofsleven (volgens de gezonde, Bijbelse leer), mist elke geestelijke uitwerking! Daarom dient een dienaar in de Gemeente, net als elke arbeider van God, geestelijk wakker en waakzaam te blijven, opdat hij niet door de boze (d.i. door satan) wordt verleid en misleid!

Gods dienaars moeten, ondanks alles, de tucht in de Gemeente handhaven (zie noot 6)
Het valt voor een dienaar in de Gemeente, dus ook voor een ouderling of diaken, vaak niet mee om medebroeders en -zusters te vermanen en/of te bestraffen. Toch heeft God niets te maken met ons gevoel. Het gevoel is een bestanddeel van de “oude mens” en mag daarom NIET in stand worden gehouden in het Koninkrijk van God, omdat het thuis hoort bij het (zondige) “vlees” en omdat de Here wil dat wij met die “oude, vleselijk ingestelde mens” afgerekend hebben (of alsnog afrekenen). Ik wil daarmee niet zeggen dat u, als dienaar in de Gemeente, uw medebroeders en -zusters liefdeloos mag vermanen en/of bestraffen, want dan zou u van het ene uiterste naar het andere uiterste gaan. U moet er echter goed van doordrongen zijn dat u een bepaalde medebroeder of -zuster tekort doet als u niet vermaand en/of bestraft, terwijl hij of zij het wel nodig heeft. Ook doet u God tekort in wat Hij van u vraagt, ja, wat Hij van u, als Zijn dienaar, zelfs eist! Uiteindelijk doet u zo de HELE Gemeente tekort! Doen wij echter wat God wil, omdat de Geest van God ons daartoe dringt, dan zullen de Gemeenteleden God leren vrezen en zij zullen u als dienaar respecteren. Maar als u iets verkeerds in de Gemeente laat staan (d.i. niets aan een probleem of het zondige gedrag van een Gemeentelid doet), dan schept dit slechte voorbeeld weer nieuwe, soortgelijke zonden; vooral wanneer zwakke leden dit slechte voorbeeld bij u, als dienaar van de Gemeente, zien. U zult dan nooit kunnen verwachten dat de leden van die Gemeente God leren vrezen zoals het moet! Ook zullen zij ù, als dienaar in de Gemeente, niet leren respecteren. U schept zodoende een ongezonde, gemeentelijke sfeer!

Gods dienaars moeten hun plaats in de Gemeente weten
Opzieners of ouderlingen moeten ook HUN plaats in de Gemeente weten, vooral ten opzichte van hun voorganger, die de Here over die Gemeente heeft aangesteld. Zo behoren zij de samenkomsten, waar op hun bediening en aanwezigheid gerekend wordt, NIET te verzaken, tenzij met medeweten èn instemming van hun voorganger.
Tot zover, als inleiding, iets over “de plichten van opzieners (of ouderlingen) en diakenen in de Gemeente”. Nu willen wij nagaan waar de bedieningen van ouderlingen – en wel in de meer beperkte betekenis van het woord (dus in de betekenis van: helpers van de voorganger van de plaatselijke Gemeente, in de geestelijke zaken, dus om de Gemeente te helpen wijden) – en die van diakenen praktisch op neerkomen.

KLIK HIER om deze studie (deel 8) – die te lang is voor op het weblog – verder te lezen![7]

CJH Theys[8]

[1] Vlassen = Sterk verlangend of begerig uitzien naar.
[2] Mannelijk = Zoals – vooral Bijbels en geestelijk gezien – van een man verwacht wordt. Een man die zich manifesteert als een “geestelijk VOLWASSEN man” en die jaagt naar “de mate van de grootte van de volheid van Christus (zie Ef. 4:13).
[3] Zie eventueel de studie “Tot welke Gemeente behoren wij?”, van H. Siliakus/A. Klein, op ons Weblog van 24-1-2010.
[4] Manifesteren = Zich (door ons heen) openbaren. Openbaren = Bekend of zichtbaar doen worden. Bovennatuurlijke waarheden bekendmaken. Waarneembaar worden.
[5] Zie eventueel – op onze website www.eindtijdbode.nl/ – de studie: “Beschouwingen over het boek Hooglied (over de innige band tussen Bruid en Bruidegom)” van H. Siliakus.
[6] Wij hopen over enkele maanden de studie “Gemeentelijke tucht” van CJH Theys op onze website te plaatsen.
[7] Voor deel 1 t/m 7 van “Podium en Gemeente”, zie ons weblog van 4/6, 10/7, 10/8, 10/9, 10/10 en 10/11, 10-12-2009 en 10-1-2010.
[8] Voor meer over de schrijver van deze studie, zie het artikel op ons weblog van 23-8-2009.
• De 1ste uitgave van deze studie was omstreeks 1970 (in boekvorm). Deze hernieuwde versie is door ons bewerkt naar (meer) HEDENDAAGS Nederlands.